Château Koriander
Jogledor
© 2015 Jogledor, P.D. de Jong 'Ariesz.'; alle rechten
voorbehouden, all rights reserved
Inhoud
1. Bovenzinnelijk
2. Frankrijk
3. De legende van de griffioen
4. Het wijnkasteel
5. Nacht in de wijnkelder
6. De griffioen ontmaskerd
7. De griffioen slaat opnieuw toe
8. Landverhuizers
9. Spoken
10. Het oude casino
Vampiers en weerwolven en zombies zijn enge griezels. Gelukkig ben ik
er nog nooit één tegengekomen. Ik zie ze wel eens in een film. Daar
krijg ik nachtmerries van. Volgens Jasper ben ik de enige die hij kent
die overdag nachtmerries heeft. Jasper is een goede vriend. Een toffe
peer. Maar hij moet niet zo zeuren dat ik eerder op moet staan. Jasper
gelooft niet in vampiers en weerwolven en zombies. Hij gelooft in de
technische vooruitgang. Hij heeft een dafje uit 1972 en hij poetst de
limousine van meneer en mevrouw Koriander. Uit 1958. De limousine. Niet
meneer en mevrouw Koriander. Die zijn nog ouder dan de limousine. Zelf
denk ik dat vampiers en weerwolven en zombies wel bestaan. Hoe kunnen
er anders films over gemaakt worden? Die films vind ik vreselijk eng.
Griezelfilms zijn het! Ik kijk niet naar griezelfilms. Ik heb liever
een mooie droom dan een nachtmerrie. Laatst had ik een mooie droom. In
die droom belde Jasper aan met een plastic boodschappentasje vol met
blikjes bier om samen met mij te drinken en kort daarna kwam Sandra
langs met krentenbollen. Toen ik ‘s ochtends vroeg om half twaalf
wakker werd uit die droom moest ik hard lachen. Wat een gekke droom!
Jasper drinkt geen alcohol. Hij zou nooit langs komen met blikjes bier.
Met Sandra had ik ruzie. Zij zou voorlopig geen krentenbollen brengen.
Ik had nog nooit eerder ruzie gehad met Sandra. Ze wilde bij haar thuis
samen met mij op de bank een griezelfilm kijken. Dat wilde ik niet.
Toen hadden we ruzie. Van de herinnering aan de ruzie moest ik een
beetje huilen. Ik wilde weer in slaap vallen en verder dromen. De droom
was veel mooier dan de werkelijkheid. In werkelijkheid waren het bier
en het brood en mijn geld op. Mijn slaapzak was nog warm maar mijn
knorrende maag hield mij verder uit de slaap. Ik moest boodschappen
doen. Heel vermoeiend. Maar waar moest ik mee betalen? Normaal kan ik
van Paula en Simon geld lenen maar zij waren op reis. Paula en Simon
zijn aardige lui. Echte kunstenaars. Het zijn mijn beste vrienden. Ze
moesten alleen niet zo vaak op reis gaan. Dan kan ik geen geld van ze
lenen. Het had ook geen zin om de steile trap af te klauteren van mijn
zolderkamer omlaag naar het atelier van Paula en Simon. Het atelier had
ik de vorige dag al afgestroopt op zoek naar iets eetbaars. De enige
buit was een halfvolle doos suikerklontjes. Die was ondertussen allang
leeg. Ik lag op mijn rug en staarde naar de stofjes die zweefden in het
zonlicht dat door mijn dakraam naar binnen scheen. De stofjes waren net
kleine diamantjes. Waren het maar echte diamantjes dan had ik genoeg
geld om brood en bier te kopen. Beneden rinkelde de voordeurbel van het
atelier. Als dat Jasper maar niet was. Jasper heeft altijd van die
ingewikkelde plannetjes om geld te verdienen. Heel vermoeiend. Of hij
neemt me mee naar meneer en mevrouw Koriander om te helpen bij een klus
van hun detectivebureau. Dat is nog vermoeiender. Geld lenen van Paula
en Simon is veel makkelijker. De bel rinkelde opnieuw. Normaal doen
Paula of Simon de voordeur open maar die waren op reis. Ik kroop uit
mijn slaapzak en trok mijn broek en shirt aan die op de grond
slingerden. De bel rinkelde voor de derde keer. Ik ging de trap af en
liep door het atelier naar de voordeur. Weer rinkelde de bel. Door mijn
lege maag werkte het gerinkel op mijn zenuwen. Als het Jasper was dan
smeet ik de voordeur tegen zijn neus dicht. Ik opende de deur.
“Ha die Ronald!” zei Jasper.
Bijna had ik de voordeur tegen zijn neus dichtgesmeten maar ik herkende
net op tijd de inhoud van het doorschijnende plastic draagtasje dat
Jasper in zijn hand hield. Blikjes bier.
“Kom binnen Jasper” zei ik uitnodigend. “Heb je boodschappen gedaan?”
vroeg ik hoopvol.
“Enkel bier. Ik wilde op een bankje in het park gaan zitten maar ik was
bang dat meneer of mevrouw Koriander me daar zouden zien. Daarom ben ik
bij jou gekomen. Ik heb genoeg bier voor twee.”
“Voor twee?” vroeg ik ietwat teleurgesteld. “Jij drinkt toch helemaal
geen alcohol?”
“Nood breekt wet. Ik heb inspiratie nodig. Ik heb mijn laatste hoop
gevestigd op geestrijk vocht.”
Samen liepen we door het atelier en gingen we naar boven. Op mijn
zolderkamer maakten we het ons gemakkelijk in de twee oude leunstoelen.
Jasper gaf mij een blikje bier uit het plastic tasje en hij nam er zelf
ook één. “Proost!” zei hij terwijl hij het lipje van het blikje omhoog
trok. Ik volgde zijn voorbeeld. Het sissend geluid van het ontsnappende
koolzuurgas deed mij weer denken aan mijn mooie droom. Jasper nipte van
zijn bier en trok een vies gezicht maar hij zette dapper door.
“Ik weet niet wat ik gekker vind” zei ik. “Het feit dat jij bier drinkt
of het feit dat ik dit vijf minuten geleden precies zo gedroomd heb.”
“Het tijdstip van jouw droom verbaast mij niets” zei Jasper. “Je hebt
dus een voorspellende droom gehad. Daar ben ik jaloers op. Als ik
voorspellende dromen had dan zat ik nu geen bier te drinken.”
“Tenzij jouw droom voorspelde dat je bier zou gaan drinken. Net zoals
mijn droom deed.”
“Dat soort voorspellende dromen bedoel ik niet. Als ik over het zwembad
droom en door die droom krijg ik de volgende ochtend zin om naar het
zwembad te gaan dan vind ik dat eigenlijk geen voorspellende droom.”
“Wat is dan volgens jou wel een voorspellende droom?”
“Een droom waar iemand anders dan jezelf iets in doet en dat komt
vervolgens uit.”
“Zoals ik droomde dat jij met bier langs kwam om dat samen met mij op
mijn zolderkamer te drinken.”
“Precies” zei Jasper.
“In mijn droom kwam Sandra ook langs. Met krentenbollen.”
“Ik zou wel een krentenbol lusten bij het bier.”
“Dan moet ik je teleurstellen. Dat gedeelte van mijn droom komt vast en
zeker niet uit. Sandra en ik hebben ruzie.”
“Ruzie?” vroeg Jasper. “Waarover?”
“Over een film. Ik had bij haar andijviestamppot met jus gegeten. Na de
afwas wilde ze naar een film kijken. Die film heette ‘In de schemering’
of zoiets. We zaten samen op de bank. Meteen aan het begin van de film
zag ik het al. Het was een film over vampiers. Daar hou ik helemaal
niet van en dus pakte ik de afstandsbediening en heb ik de film
weggezapt. Sandra zei dat ik mij niet aan moest stellen en ze pakte de
afstandsbediening van mij af en zette het kanaal met de griezelfilm
weer aan. Toen pakte ik de afstandsbediening van haar en toen zij weer
van mij en toen hadden we ruzie. Ze noemde mij een bangerik. Ik ben
boos weggelopen. Was dat stom van mij?”
“Nee hoor” antwoordde Jasper. “Zelf hou ik niet van films waarin oude
auto’s in de prak worden gereden of de lucht in vliegen of worden
gesloopt. Ik heb een keer een programma gezien waarin ze de
vreselijkste dingen met een dafje deden. Ik had steeds het idee dat het
mijn eigen dafje was. Daarna heb ik nooit meer tv gekeken. Ik heb het
nooit gemist. Ik lees liever autobladen. Maak je niet druk om jouw
ruzie met Sandra. Alle stellen hebben wel eens ruzie. Zelfs meneer en
mevrouw Koriander. Ze verwijt hem nog steeds dat hij zo lang bij de
zeemeerminnen is gebleven ook al heeft dat zijn leven gered.”
“Paula en Simon hebben ook altijd ruzie” zei ik. “Toch blijven ze bij
elkaar.”
“Ben je al bij Sandra langs geweest om het goed te maken?” vroeg Jasper.
“Nee. Waarom zou ik. Zij begon mij uit te schelden! Voor bangerik! Ik
word nog steeds verdrietig als ik er aan denk.”
“En zij is ook nog niet bij jou langs geweest?”
“Als ze dat doet dan… dan…” Ik moest even nadenken wat ik dan zou doen.
“Dan smijt ik de deur tegen haar neus dicht!”
We dronken allebei het laatste restje bier uit ons blikje.
Jasper keek in de plastic draagtas. “Nog tien blikjes te gaan” zei hij.
“Dat is vijf per persoon. Ik ben benieuwd of dat genoeg is.”
Jasper had mij net een nieuw blikje gegeven toen de deurbel
ging.
“Misschien is het Sandra” zei Jasper.
“Als dat zo is dan smijt ik de deur tegen haar neus dicht” zei ik
stoer. Ik ging de trap af en liep door het atelier en opende de
voordeur. Het was Sandra. Geen moment dacht ik er aan om de deur tegen
haar neus dicht te gooien.
Daar is haar neus te mooi voor. Sandra heeft een mooie neus. Heel
artistiek. Dat kan ik weten. Als je boven een kunstenaarsatelier woont
dan krijg je daar kijk op.
“Hoi Ronald” zei Sandra. “Ik heb krentenbollen bij me.” Ze hield een
plastic zak van de bakker omhoog.
“Kom binnen” zei ik. “Jasper is er ook.”
“Ben je nog boos?” vroeg Sandra. Ze heeft een hele lieve stem.
“Natuurlijk niet. De volgende keer kijken we de griezelfilm gewoon af.
Als je mij maar geen bangerik meer noemt.”
“Afgesproken” zei Sandra lachend. “Ik zal veilig een arm om jouw heen
slaan en als het te eng wordt dan kun je een kussen voor je gezicht
houden.” We liepen door het atelier.
“Zijn Paula en Simon er niet?” vroeg Sandra.
“Nee. Die zijn op reis. Naar Frankrijk. Druiven plukken. Dat doen ze
ieder jaar. Zo hebben ze elkaar jaren geleden voor het eerst ontmoet.”
Boven op mijn zolderkamer begroetten Sandra en Jasper elkaar.
“Krentenbollen!” riep Jasper enthousiast. “Daar heb ik wel trek in. Ik
heb net mijn laatste geld aan bier uitgegeven. Ik wil jou in ruil
ervoor wel een blikje bier geven maar ik ben bang dat ik misschien niet
genoeg heb om dronken te worden.”
“Ik deel mijn portie wel met Sandra” zei ik.
“Er zijn nog nu acht volle blikjes over” zei Jasper. “Vier voor mij en
drie voor Sandra en één voor Ronald want die heeft er net als ik al
twee gehad.”
“Eén blikje is meer dan genoeg voor mij” zei Sandra lachend.
“En ik hou het er bij drie” zei ik. “Als ik nog één blikje krijg dan
ben ik dik tevreden.”
“Dan zijn er nog zes blikjes voor mij” zei Jasper. “Samen met
de twee die ik al gehad heb in het totaal acht. Denken jullie dat dit
genoeg voor mij is om dronken te worden? Ik voel eigenlijk nog niets.”
“Acht blikjes bier moet genoeg zijn” zei Sandra lachend. “Je bent het
helemaal niet gewend! Waarom wil je eigenlijk zo graag dronken worden?
Je drinkt normaal nooit alcohol!”
Jasper wilde Sandra’s vraag beantwoorden maar in plaats daarvan liet
hij een boer. Hij keek er ongelukkig bij.
“Jasper toch!” zei Sandra.
“Het spijt mij” zei Jasper.
“Ik zou dat maar niet doen waar meneer en mevrouw Koriander bij zijn”
zei Sandra giechelend. Jasper kreeg een rood hoofd van schaamte.
Ik voelde mij schuldig. Door mijn voorspellende droom zat Jasper nu
geheel tegen zijn gewoonte in bier te drinken. En boeren te laten waar
Sandra bij was.
“Het komt door mijn droom” nam ik het voor Jasper op. “Ik had een
voorspellende droom dat Jasper bier ging drinken. En dat jij langs kwam
met krentenbollen.”
“Ik vind voorspellende dromen reuze interessant” zei Sandra.
“Het komt helemaal niet door jouw droom” zei Jasper. “Ik had het bier
al gekocht lang voordat jij het droomde. Ik heb eerst een uur in het
park gezeten maar daar durfde ik het niet te drinken. Hier is het
kassabonnetje om het te bewijzen.”
We bekeken allemaal het kassabonnetje dat Jasper uit de plastic
draagtas viste. Bovenaan stonden de datum en de tijd.
“Vanochtend kwart over tien” zei Jasper triomfantelijk.
“Ik had de droom vlak voordat ik wakker werd. Dat was ongeveer half
twaalf.”
“Dan was het geen voorspellende droom maar een telepathische” zei
Sandra.
“Wat is telepathisch?” vroeg ik.
“Dat je over een afstand met iemand anders praat zonder een telefoon te
gebruiken” antwoordde Sandra. Vol bewondering luisterde ik naar haar
lieve stem. Zij kent allerlei moeilijke woorden. Die heeft zij geleerd
in de kapsalons waar ze heeft gewerkt. Ik was blij dat we geen ruzie
meer hadden. “Telepathie is een paranormale gave” legde Sandra verder
uit. “Paranormaal is hetzelfde als bovenzinnelijk en dat betekent meer
dan zinnelijk.” Zinnelijk. Dat woord ken ik wel. Dat gebruikt Paula
vaak in het atelier als ze weer eens een schilderij van Venus maakt en
ze Sandra uitlegt in wat voor houding ze moet gaan staan. Sandra is het
favoriete naaktmodel van Paula. Zo heb ik Sandra leren kennen. Paula is
beroemd geworden met haar schilderijen van Venus. Niemand kent Sandra.
Behalve ik dan. En Jasper. En Paula en Simon. En mevrouw en meneer
Koriander. En alle klanten in de kapsalons waar Sandra heeft gewerkt.
Maar ze is niet beroemd.
“Als het niet door mijn droom komt waarom drink je dan bier?” vroeg ik
aan Jasper.
“Dat is een lang verhaal. Geef eerst maar een krentenbol.”
Sandra wilde hem een krentenbol geven maar ik hield haar tegen. “Jasper
moet eerst beloven dat hij zijn verhaal vertelt. Hij probeert er
onderuit te komen.”
“Beloofd?” vroeg Sandra terwijl ze de krentenbol net buiten Jaspers
bereik hield.
“Het is een lang verhaal…”
“We hebben alle tijd” zei Sandra.
“We hoeven nergens naar toe” zei ik.
“Goed” zei Jasper terwijl hij de krentenbol aanpakte. Gretig nam hij
een hap en hij sprak met volle mond. “Ik zit al een tijdje krap bij
kas. Meneer en mevrouw Koriander hebben werk genoeg voor hun
detectivebureau maar daar hebben ze mij niet bij nodig. Meneer
Koriander rijdt de limousine tegenwoordig altijd zelf. Ik onderhoud de
limousine en ik zorg dat ie schoon en blinkend is maar daar krijg ik
geen geld voor. In ruil daarvoor mag ik boven de garage wonen en er
mijn dafje parkeren. Gelukkig heb ik nu een gouden handeltje gevonden.
In een krantje las ik allerlei advertenties voor helderzienden. Ik
dacht dat kan ik ook. Ik heb een advertentietje geplaatst waarin ik
mijn diensten aanbied als helderziende. Vanmiddag om twee uur heb ik
mijn eerste afspraak met een klant.”
“Ben jij helderziend?” vroeg Sandra.
“Helemaal niet. Daarom drink ik bier. Om helderziend te worden.”
“Van bier ga je niet helderder zien” zei ik. “Hoogstens dubbel.”
“Je kan beter een troebele glazen bol gebruiken” zei Sandra. “Of
koffiedik.”
“Ik heb geen zin om mij als zigeunerin te verkleden en ik vind het niet
professioneel om aan de klant prut uit de koffiezetmachine te vragen.
Ik drink liever van tevoren bier. Daar wordt je blik ook troebel van.
Net als van staren naar een glazenbol of van kijken naar koffiedik.
Allemaal hetzelfde principe. Om helderziend te zijn moet eerst de blik
vertroebeld worden. Daar is geen speld tussen te krijgen.” Met
zichtbare tegenzin nam Jasper een slok bier.
“Zo te horen is jouw brein al voldoende vertroebeld” zei Sandra
lachend. Ik lachte om haar grapje. Jasper reageerde serieus.
“Ben ik al dronken? Denken jullie dat ik genoeg bier op heb?”
“Je kunt met een gerust hart stoppen” zei ik in de hoop dat hij dan de
volle blikjes bij mij achterliet.
“Gelukkig. Dat vieze bocht ben ik ondertussen meer dan zat. Ik kan mijn
tijd beter gebruiken. Ik wil nog langs de garage om mijn nette pak aan
trekken. De klant woont op stand. In Villa Vijgenboom.”
“Dat is chic” zei ik. “Daar wandel ik wel een langs. Het is in dezelfde
buurt als waar meneer en mevrouw Koriander wonen.”
“Ben je lopend?” vroeg Sandra.
“Natuurlijk. Bier en autorijden gaan niet samen. Als professioneel
privéchauffeur ben ik daar heel strikt in.” Jasper probeerde op te
staan uit de lage leunstoel. De derde poging lukte het hem. Hij
wankelde en moest zich aan de rugleuning van de stoel vastgrijpen om
niet te vallen.
“Ik sta onvast op mijn benen en alles draait.”
“Dat komt van het bier” zei Sandra.
“Je hebt maar twee en een half blikje op!” zei ik verbaasd.
“Jasper is het niet gewend” zei Sandra. “We kunnen beter met
hem meelopen anders eindigt hij nog in de goot.”
“Goed idee” zei ik. “Het is puik weer voor een wandeling.”
Sandra en ik hielpen Jasper veilig de steile trap af naar het atelier.
De overgebleven blikjes bier liet Jasper achter bij mij op zolder zoals
ik gehoopt had. Sandra nam de krentenbollen mee voor onderweg. Buiten
gaven we Jasper allebei een arm. Tussen ons ingeklemd liep hij redelijk
rechtuit. Eenmaal voorbij de randweg ging het beter met hem. Bij de
hertenkamp gingen we op een bankje zitten om uit te rusten
voor de klim naar Het Kopje. We aten de krentenbollen op. De hertjes
hadden geen interesse. Die hadden al genoeg gegeten. Aan de bomen waren
de bladeren niet enkel meer groen maar ook rood en geel. De herfst was
al weer begonnen.
“Volgens mij heb ik wel eens het haar geverfd van de mevrouw die in
Villa Vijgenboom woont” zei Sandra. “Ze was erg bang dat mensen haar
grijze haar konden zien.”
“Mijn cliënte klonk jong door de telefoon” zei Jasper.
“Dan is het haar dochter” zei Sandra.
“Weet je al waarvoor je geraadpleegd wordt?” vroeg ik.
“De jongedame wil weten of haar verloofde wel echt van haar houdt.”
“Waarom vraagt ze dat aan jou en niet aan haar vriendje?” vroeg ik
verbaasd.
“Misschien is ze bang dat hij niet eerlijk tegen haar is” zei Jasper.
“Ik heb geen flauw idee wat ik haar moet vertellen. Het bier is al weer
uitgewerkt. Ik ben veel te helder om helderziend te zijn.”
“Ik wil je wel proberen te helpen” zei Sandra. “Je kan jouw klant
vertellen dat het belangrijkste is dat zij van hem houdt en dat haar
liefde er voor zal zorgen dat hij ook van haar houdt. Dat soort dingen
horen vrouwen graag.”
Sandra heeft daar verstand van. Ze weet veel over relaties tussen
vrouwen en mannen. Dat heeft ze geleerd van de gesprekken van de
klanten in de kapsalons.
“Klinkt niet slecht” zei Jasper. “Ik zal het onthouden. We moeten
verder lopen. Ik heb nog een kwartier en ik moet mij ook nog omkleden.”
We liepen omhoog naar de villa van meneer en mevrouw Koriander. Over de
oprijlaan liepen we naar het rietgedekte huis. Hij ging de rietgedekte
garage in om zijn nette pak aan te trekken. Sandra en ik gingen op de
roestige stoelen in het prieeltje achter de garage zitten. Ook de
heesters in de tuin van meneer en mevrouw Koriander kregen rode en gele
blaadjes. De zon stond laag maar was nog warm. Jasper kwam via de
achterdeur van de garage bij ons. Hij droeg een goedkoop grijs pak van
kunstgaren.
“Lopen jullie nog een eindje mee naar Villa Vijgenboom?” vroeg Jasper.
“Voor het geval de dronkenschap weer terugkomt.”
“Zolang je niets drinkt dan krijg je hoogstens een kater” zei ik
geruststellend.
“Ook dat nog” zei Jasper bezorgd. “Ik ben allergisch voor katten.”
“We houden je wel gezelschap” zei Sandra.
Op de oprijlaan gingen we opzij voor de blauwgrijze limousine die naar
binnen reed en voor de garage stopte. Een oudere nette heer met een
streng gezicht in een driedelig zwart pak stapte uit en liep om de auto
om de portier open te maken voor een rijzige dame in een slank
mantelpakje. Dat waren meneer en mevrouw Koriander.
“Dubbeldam!” riep meneer Koriander. Gedwee liep Jasper terug naar de
garage. Sandra en ik liepen met hem mee voor het geval hij weer wankel
op zijn voeten werd.
“Wil je de auto wassen!” zei meneer Koriander op gebiedende toon en hij
wees naar vogelpoep die het glimmende lakwerk ontsierde.
“Meneer. Ik heb helaas nu geen tijd om te poetsen. Ik moet naar een
afspraak.”
“Waar heb jij die afspraak?” vroeg mevrouw Koriander streng.
“In Villa Vijgenboom mevrouw” antwoordde Jasper gedwee.
“Heb je bier gedronken?” vroeg mevrouw Koriander verontwaardigd. “Ik
ruik het aan jouw adem.”
“Ja mevrouw. Vanwege mijn afspraak in Villa Vijgenboom. Ik bied mijn
diensten aan als helderziende.”
“En daarom heb je bier gedronken?” vroeg mevrouw Koriander verbaasd.
“Ja mevrouw. Om helderziend te zijn moet eerst de blik vertroebeld
worden.”
Meneer Koriander begon te lachen. Ik had meneer Koriander nog nooit
eerder zien lachen. Als hij lacht dan ziet hij er best wel aardig uit.
“Met wie heb je een afspraak in Villa Vijgenboom?” vroeg mevrouw
Koriander.
“Met de dochter des huizes. Mevrouw.”
“En waarover wil zij jouw raadplegen?”
“Of haar verloofde wel echt van haar houdt. Mevrouw. Daar twijfelt ze
aan.”
“Dat is toevallig” zei mevrouw Koriander. “Meneer Koriander en ik
hebben net een onbeduidend klusje voor haar ouders afgerond. We hebben
die verloofde nagetrokken. Die deugt totaal niet. Hij is enkel op het
geld van de familie uit. We gaan onze opdrachtgevers zo dadelijk per
telefoon verslag uitbrengen en het advies geven om hun dochter verdere
omgang met die kerel te verbieden.”
“Wilt u even wachten? Mevrouw. Meneer. Een half uur.”
“Waarom Dubbeldam?” vroeg mevrouw Koriander ongeduldig.
“Dan voorspel ik in de tussentijd de dochter dat haar ouders een
gesprek met haar zullen hebben. Dat haar ouders ontdekt hebben dat haar
verloofde niet van haar houdt en alleen om het geld met haar wil
trouwen. Dat ze hem van haar ouders niet meer mag zien. Als ik dat
voorspel en het komt uit dan is dat goed voor mijn praktijk van
helderziende. Dan krijg ik meer klanten.”
“Dat ga jij helemaal niet doen” zei meneer Koriander. “Jij gaat nu
direct de auto wassen.”
“En wij gaan verslag uitbrengen aan onze opdrachtgevers” zei mevrouw
Koriander. “We vertellen hen dat we betrouwbare informatie hebben dat
hun dochter zelf ook aan de oprechtheid van haar verloofde twijfelt.
Dat maakt het voor onze opdrachtgevers makkelijker om haar het slechte
nieuws te vertellen.”
“We willen dat de auto niet alleen schoon is maar ook reisklaar” zei
meneer Koriander tegen Jasper. “We vertrekken morgen voor detectivewerk
naar Frankrijk.”
“Paula en Simon zijn ook in Frankrijk” zei ik.
“Als u ze tegenkomt dan moet u ze de groeten doen” zei Sandra.
“Daar moeten jullie meneer en mevrouw Koriander niet mee lastig vallen”
zei Jasper schamper. “Het zal wel erg toevallig zijn als meneer en
mevrouw Koriander hen tegenkomen. Frankrijk is een groot land.” Zo is
Jasper. Altijd onderdanig naar meneer en mevrouw Koriander maar
arrogant tegen Sandra en mij.
“Natuurlijk ontmoeten we Paula Roelofs en Simon Quack” zei mevrouw
Koriander. “Daar is niets toevalligs aan. Zij kennen onze opdrachtgever
en ze hebben hem het detectivebureau Koriander & Koriander
aanbevolen vanwege onze specialisatie in raadsels en mysteries in de
betere kringen. Jullie kunnen hen zelf de groeten doen. Dubbeldam en
Naaktgeboren. Juffrouw Sandelhout. Jullie gaan mee naar Frankrijk als
medewerkers van het detectivebureau Koriander & Koriander.”
“Naar Frankrijk!” riep Sandra enthousiast. “Daar heb ik altijd al naar
toe willen gaan. En dan kunnen we Paula en Simon zien!”
Ik wilde Paula en Simon ook graag weer zien Dan kon ik geld van hen
lenen.
“Wat voor raadsels en mysteries moeten we oplossen in Frankrijk?” vroeg
Jasper met een beleefd “Mevrouw en meneer” er achteraan.
“Dat wilden Paula Roelofs en Simon Quack ons over de telefoon niet
vertellen” zei mevrouw Koriander. “De opdracht is zeer vertrouwelijk.
En erg gevaarlijk. Daarom nemen wij jullie mee.”
“Wat spannend!” zei Sandra.
“We hebben met Paula Roelofs en Simon Quack afgesproken dat wij hen
morgenavond ontmoeten in een hotel ergens diep in Frankrijk” zei meneer
Koriander. “Daar zullen ze ons de details vertellen.”
“We vertrekken morgenochtend om negen uur!” zei mevrouw Koriander
streng.
Daarom vind ik werken voor meneer en mevrouw Koriander zo vermoeiend.
Je moet er vroeg voor opstaan.
De reis naar Frankrijk was een ramp. Alles ging verkeerd. Nou jou.
Bijna alles. We raakten de weg kwijt. Tenminste dat dachten we. Volgens
Jasper is Frankrijk een groot land maar we hadden moeite om het te
vinden en toen we er eindelijk waren toen dachten we dat we het
verkeerde Frankrijk gevonden hadden. De reis begon heel gewoon. Zoals
alle reizen met meneer en mevrouw Koriander. De avond voor het vertrek
aten Sandra en ik samen haar koelkast leeg. Op de bank keken we tv.
Gelukkig was er geen griezelfilm maar een quiz. Sandra is goed in
quizzen. Zij kent heel veel moeilijke woorden. Die heeft ze gehoord in
de kapsalons waar ze heeft gewerkt. Daarna gingen we naar bed. Niet om
te slapen. Als we in slaap vielen dan was er het gevaar dat we niet op
tijd wakker werden en dat Jasper dan de volgende ochtend op ons moest
wachten en dat we dan te laat bij meneer en mevrouw Koriander zouden
komen voor het vertrek naar Frankrijk en dat meneer en mevrouw
Koriander dan op ons moesten wachten en daar hebben meneer en mevrouw
Koriander een hekel aan. Die nacht leerde Sandra mij allerlei moeilijke
woorden en het lukte ons om wakker te blijven. Om half negen stapten we
uit bed. Sandra trok een fleurig en laag uitgesneden jurkje aan voor de
reis. Ik droeg mijn pak van zuiver scheerwol. Het is tweedehands maar
op een afstandje ziet niemand dat. Om kwart voor negen haalde Jasper
ons op met zijn dafje. Om negen uur precies waren we bij de villa van
meneer en mevrouw Koriander. Voor de garage blonk de blauwgrijze
limousine in de ochtendzon. Meneer en mevrouw Koriander stonden er
naast. Het donkere kostuum van meneer Koriander leek wel een zwart gat
dat al het licht opslurpte. Het mantelpakje van mevrouw Koriander
combineerde goed met de herfstkleuren in de tuin. We stapten uit het
dafje om meneer en mevrouw Koriander beleefd te begroeten.
“Stipt op tijd” zei mevrouw Koriander.
“Zo hoeven we niet te wachten” zei meneer Koriander.
“Ik heb een hekel aan wachten” zei mevrouw Koriander.
“Ik ook” zei meneer Koriander.
“Zal ik chauffeuren in de limousine?” vroeg Jasper hoopvol. “Meneer?
Mevrouw?”
“Niks ervan” zei mevrouw Koriander. “Meneer Koriander vindt het veel te
leuk om zelf te rijden.”
“Het is wel een lange rit naar Frankrijk” zei meneer Koriander met een
sluwe glinstering in zijn ogen. “Als we enkel met de limousine gaan dan
kunnen Dubbeldam en ik elkaar afwisselen. We passen er makkelijk alle
vijf in. Als ik rij dan zit jij naast mij voorin en Dubbeldam en
Naaktgeboren en juffrouw Sandelhout op de achterbank.”
“Dat is de omgekeerde wereld” zei mevrouw Koriander verontwaardigd.
“Dan ben jij de chauffeur van ons personeel.”
“We doen het scherm dicht” zei meneer Koriander. “Dan horen en zien we
niets van de achterbank.”
“En als Dubbeldam rijdt?” vroeg mevrouw Koriander. “Ga je dan voorin
naast hem zitten?”
“Natuurlijk niet! Ik ga niet naast mijn chauffeur zitten. Dan zitten
wij samen op de achterbank.”
“En juffrouw Sandelhout?” vroeg mevrouw Koriander argwanend en met een
blik op het fleurige en laag uitgesneden jurkje van Sandra. Mevrouw
Koriander denkt dat meneer Koriander een oogje op Sandra heeft. Sinds
zijn terugkeer van het eiland van de zeemeerminnen is hij erg fit en
soms ook een beetje dierlijk.
“Die zit tussen ons in op de achterbank.”
“Juffrouw Sandelhout naast jou op de achterbank? Daar komt niets van
in! En ik ga ook niet in het midden zitten. Ik wil aan een raampje
zitten. Dubbeldam! Jij rijdt achter ons aan met Naaktgeboren en
juffrouw Sandelhout. Meneer Koriander rijdt de limousine zelf. Als hij
moe is dan nemen we wel een pauze.”
Sandra en ik kropen allebei op de achterbank van het dafje. Zo kon
Jasper zich nog een beetje chauffeur voelen. Jasper reed achter de
limousine aan de oprit van de villa af op weg naar Frankrijk. Al snel
vielen Sandra en ik tegen elkaar in slaap. Sandra en ik hadden nog een
hoop slaap in te halen. Ik werd gewekt door een stemverheffing van
Jasper.
“Dit is geen trabantje maar een dafje!” riep hij verontwaardigd.
Ik opende mijn ogen en keek door het autoraampje naar buiten. We
stonden stil op een parkeerterrein. Het wemelde er van de
politieagenten. Jasper stond naast de auto en was in een verhit gesprek
verwikkeld met een agent.
“Wat is er aan de hand?” vroeg Sandra die ook wakker was geworden.
“Jasper maakt ruzie met een politieagent” antwoordde ik.
“Waarover?” vroeg Sandra gapend.
“Dat zijn auto geen trabantje is.”
“Wat is een trabantje?”
“Dat weet ik niet” antwoordde ik. “Ik had gehoopt dat jij dat wist. Dat
jij dat gehoord had in de kapsalon.”
“Nog nooit van gehoord” zei Sandra.
“Het zal wel iets met auto’s te maken hebben” zei ik. “Het gaat bij
Jasper altijd over auto’s. Hadden de klanten het nooit over auto’s in
de kapsalons waar jij gewerkt heb?”
“O ja. Heel vaak. Als ze niet roddelden dan hadden ze het over hun
auto’s en hoe duur en luxe die waren. Ze hadden het nooit over een
trabantje.”
Ondertussen stapte Jasper weer in met een mapje in zijn handen. Hij
deed het mapje in het handschoenenvakje en startte het dafje. Stapvoets
reed hij het parkeerterrein af langs een rij politieagenten die
allemaal in gesprek waren met bestuurders van auto’s.
“Wat is hier aan de hand?” vroeg Sandra.
“Een verkeerscontrole” antwoordde Jasper. “Niets hand de hand. De
papieren van mijn dafje waren dik in orde.”
“Waarom werd je dan boos op die politieagent?” vroeg ik.
“Ik werd helemaal niet boos” zei Jasper. “Moet je nooit worden op
politieagenten. Dat is heel onverstandig. Hij daagde mij uit maar ik
bleef de zelfbeheersing zelve.”
“Wat is een trabantje?” vroeg Sandra. Sandra is erg leergierig.
“Een trabantje!” gromde Jasper. “Ik zal je vertellen wat een trabantje
is! Dat is een waardeloos en inferieur vervoermiddel dat nog niet eens
de naam auto verdient! Werd gemaakt in Oost Duitsland toen het nog
communistisch was. Die politieagent noemde mijn dafje steeds een
trabantje terwijl iedereen het verschil toch op een kilometer afstand
kan zien! Vergeleken met een trabantje zit er in mijn dafje
ruimtevaarttechnologie!”
We reden het parkeerterrein af en lieten de politieagenten achter ons.
“Bliksem!” riep Jasper. “Door die stomme verkeerscontrole zijn we de
limousine kwijtgeraakt. We zouden achter meneer en mevrouw Koriander
aan rijden voor de route.”
“Werden zij niet gecontroleerd door de politie?” vroeg Sandra.
“Ze mochten vrijwel direct weer doorrijden” zei Jasper. “Ik moest die
politieagent eerst het verschil uitleggen tussen een trabantje en een
dafje.”
“Waarom hebben meneer en mevrouw Koriander niet even op ons gewacht?”
vroeg Sandra.
“Ze hebben een hekel aan wachten” antwoordde ik.
“Dat weet ik ook wel” zei Sandra. “Maar nu zijn ze ons kwijt.”
“En wij hen” zei ik. “Hoe komen we nu in Frankrijk?”
“Frankrijk is een groot land” zei Jasper. “Dat vinden we ook wel zonder
de hulp van meneer en mevrouw Koriander. Als we naar het zuiden rijden
komen we vanzelf in Frankrijk.”
“Maar hoe herkennen we het als we er zijn?” vroeg ik.
“Ze praten er Frans” antwoordde Jasper.
“Wie kent er Frans?” vroeg Sandra.
“Frans wie?” vroeg Jasper.
“Ik ken wel een Frans” zei ik. “Frans Vuurtoren. Die zat vroeger bij
mij in de klas. Die werd altijd gepest vanwege zijn achternaam en omdat
ie rood haar had.”
“Ik bedoel de taal” zei Sandra. “Die ze in Frankrijk spreken.”
“Daar weet ik niks van” zei ik. “Enkel dat ze allemaal ingewikkelde
streepjes bovenop de letters zetten.”
“Ik ken wel een paar woordjes” zei Jasper. “Genoeg om te weten wanneer
we in Frankrijk zijn.”
Dat was weer eens opschepperij van Jasper. Na een paar uur rijden wees
hij op een reclametekst langs de weg. “Dat is Frans” zei hij
triomfantelijk. “We zijn er.”
“Ligt Brussel in Frankrijk?” vroeg Sandra. “Op de borden staat dat we
rond Brussel rijden.”
“Brussel ligt in België” zei ik.
“Wat voor taal spreken ze in België?” vroeg Sandra.
“Belgisch” antwoordde ik.
“Vlaams” antwoordde Jasper. “En Frans” voegde hij er zachtjes aan toe.
“Dat was ik helemaal vergeten.”
“Dan moeten we iets anders verzinnen om te weten of we in Frankrijk
zijn” zei ik. “Weet iemand van jullie hoe het er uit ziet.”
“Geen flauw idee” zei Jasper. “Ik ben er nog nooit geweest.”
“Ik ook niet” zei Sandra. “Maar in de kapsalon hadden de klanten het
vaak over hun vakantie in Frankrijk. Over velden vol lavendel en
zonnebloemen en grote villa’s met een zwembad.”
“Mooi” zei Jasper. “Dan kijken we uit naar velden vol lavendel en
zonnebloemen en grote villa’s met een zwembad.”
Uren reden we verder. We kwamen langs Luxemburg. Daar herkende Jasper
de taal op de reclameborden ook als Frans maar we waren nu gewaarschuwd
en we trapten er niet nog een keer in. We letten niet meer op de taal.
We keken uit naar velden vol lavendel en zonnebloemen en grote villa’s
met een zwembad.
“Ik zie nog steeds geen lavendelvelden en zonnebloemen en grote villa’s
met een zwembad” zei ik na weer een paar uur rijden.
“Enkel lelijke industriegebieden en saaie flatgebouwen” zei Sandra.
“Toch zouden we er nu wel eens moeten zijn” zei Jasper. “Bijna alle
andere auto’s op de weg hebben een Frans kenteken.”
“Misschien zijn we in het verkeerde Frankrijk” zei ik. “In het
Frankrijk van de lelijke industriegebieden en de saaie flatgebouwen in
plaats van in het Frankrijk van de lavendelvelden en zonnebloemen en
grote villa‘s met een zwembad.”
“Daar rijdt de limousine van meneer en mevrouw Koriander!” riep Jasper
enthousiast.
“Gelukkig” zei ik opgelucht. “Nu hoeven we ons niet meer druk te maken
of we in het goede Frankrijk zijn. We rijden gewoon achter meneer en
mevrouw Koriander aan.”
De weg werd versperd door kleine wachthuisjes en slagbomen.
“Wat is hier aan de hand?” vroeg Sandra.
“We gaan de tolweg op” zei Jasper. Hij stopte voor een slagboom en nam
een kaartje uit een automaat ernaast. De slagboom ging open. De tolweg
was net een hele lang geul met aan weerszijden een hoog talud. Het was
maar goed dat meneer en mevrouw Koriander de weg wisten anders waren we
er nooit meer achter gekomen of we in Frankrijk waren want van het
landschap was niets meer te zien. We volgden de blauwgrijze limousine
tot de schemering en nog een stuk verder. Het was donker toen we de
tolweg afreden. Het felle licht van de koplampen bescheen de bermen van
donkere landwegen en de gevels van de huizen in schaars verlichte
dorpen. Ik kreeg honger. Sandra had een grote zak krentenbollen
meegenomen maar die waren allang op. Het hobbelen over de ongelijkmatig
geplaveide wegen versterkte het knagende gevoel in mijn maag. Na een
lang stuk door een donker bos kwamen we in een dorp waar we
stopten
voor een oud gebouw tegenover de kerk. Acht uur sloeg de klok. Op de
gevel van het oude gebouw herkende ik het woord restaurant. Dat is
Frans voor restaurant. Mijn hongerige maag was erg blij met dat woord.
Jasper reed achter de limousine aan door een hoge poort een
binnenplaats op. We stapten allemaal uit. Paula en Simon stonden op de
binnenplaats en begroetten ons uitbundig. Paula had ongekamd haar.
Ondanks de frisse avondlucht droeg Simon enkel een hip overhemd. En
natuurlijk ook een broek en sokken en schoenen.
“Precies op het afgesproken tijdstip” zei Simon enthousiast.
“Een minuut te laat” zei meneer Koriander met een blik op zijn
polshorloge.
“Jullie zullen wel honger hebben na de lange reis” zei Paula. Mijn maag
knorde instemmend.
“Er is een tafel voor zeven personen gedekt” zei Simon.
“Jullie vinden het nog steeds noodzakelijk dat wij samen met ons
personeel aan één tafel moeten eten” zei mevrouw Koriander met een
afkeurende klank in haar stem.
“Dat onderscheid tussen rangen en standen is niet meer van deze tijd”
zei Simon. “En bovendien” voegde hij er aan toe “Als jullie de opdracht
aanvaarden dan zal deze voor iedereen even gevaarlijk zijn.”
“Ik hoop voor het personeel toch gevaarlijker dan voor ons” zei mevrouw
Koriander. “Waarom zouden we ze anders meegenomen hebben.”
“Des te meer een reden om de maaltijd gezamenlijk te nuttigen” zei
Paula. “Jullie kunnen dan allemaal tegelijkertijd naar Simon en mij
luisteren en individueel beslissen of jullie de opdracht willen
aanvaarden.”
“Goed dan” gaf mevrouw Koriander schoorvoetend toe. “Eén tafel.”
Meneer Koriander knikte instemmend terwijl hij met een dierlijke blik
naar Sandra keek.
“Ik had even de hoop dat Dubbeldam ons kwijt was geraakt en dat zij
daardoor te laat zouden komen voor het eten” zei mevrouw Koriander. “Ik
heb meneer Koriander flink door laten rijden na die verkeerscontrole.
Helaas reden ze op de tolweg weer achter ons.”
“Dus u bent expres snel weggereden na die verkeerscontrole om niet met
ons aan één tafel te hoeven eten” zei ik verontwaardigd.
“Daarom” zei mevrouw Koriander. “En omdat we een hekel hebben aan
wachten. Dubbeldam bleef maar met die agent kletsen.”
“Die diender deed net alsof hij het verschil niet kende tussen een
trabantje en een dafje” zei Jasper verontschuldigend.
Simon lachte en zei “Dat is niet belediging van een ambtenaar in
functie
maar belediging door een ambtenaar in functie!”
“Jullie willen vast nog even naar de hotelkamer om je op te frissen
voor het eten” zei Paula. Iedereen vond dat een goed idee. Behalve mijn
maag. Die had helemaal geen behoefte om zich op te frissen voor het
eten. Die wilde eten en wel zo snel en zo veel mogelijk. Bovendien
moest ik nu eerst ook nog de bagage van meneer en mevrouw Koriander uit
de kofferbak van de limousine halen en naar hun hotelkamer dragen.
Gelukkig hielpen Jasper en Sandra mij. Sandra is heel sterk. Ook Simon
en Paula namen koffers en tassen mee uit de limousine en het dafje. Met
een stapel bagage kwamen we in een klein kantoortje dat tegelijkertijd
dienst deed als de receptie van het hotel. Meneer Koriander was druk
bezig om allerlei formulieren in te vullen terwijl de eigenaar van het
hotel nauwlettend toekeek over de halve maanvormige glazen van zijn
brilletje heen. Meneer Koriander kreeg twee houten klossen
met aan iedere klos een ouderwetse sleutel. De hotelkamers waren op de
eerste etage. De trap hiernaar toe ging spiraalvormig omhoog in een
soort
torentje dat tegen het hotel was aangebouwd. Langs deze smalle
wenteltrap moest de bagage omhoog gedragen worden. Dat zag er
ingewikkeld uit. Ik keek eerst hoe Sandra en Jasper en Paula en Simon
dit deden. Daarna waagde ik het erop met de laatste koffer die was
achtergebleven bij de receptie. De treden in de wenteltrap waren
ongelijk. Hier en daar stak een grote steen uit de muur. Halverwege
kwam ik met de koffer vast te zitten. Sandra moest mij bevrijden. Boven
gekomen dreigde een ander gevaar. De vloer van de gang kraakte alsof je
er ieder moment doorheen kon zakken.
“Dit hotel is bijna driehonderd jaar oud” zei Simon.
“De hoteleigenaar is een beetje een zeurpiet maar de kok is
fantastisch” zei Paula.
“We zien elkaar om half negen in het restaurant” zei Simon en hij ging
samen met Paula een hotelkamer in en hij deed de deur achter zich
dicht. Ook meneer en mevrouw Koriander sloten zich op in hun kamer.
Jasper en Sandra en ik hadden samen één kamer met drie losse bedden. Ik
ging op een bed liggen. Dat zakte heerlijk door. Ik staarde moe en
hongerig naar het behang. Het zag er uit alsof het al driehonderd jaar
op
de muur zat. Zoals altijd won mijn vermoeidheid het van mijn honger en
vielen mijn ogen dicht. Om vijf voor half negen maakte Sandra mij
wakker en gingen we naar het restaurant op de begane grond. Paula en
Simon zaten er al aan een lange tafel. Meneer en mevrouw Koriander
kwamen even later. Meneer Koriander wilde naast Sandra gaan zitten maar
mevrouw Koriander stak daar een stokje voor. De tafel was uitgebreid
gedekt. In het roomwitte tafellaken zaten niet meer dan een paar kleine
gaatjes en iedereen had een eigen servet en een heel assortiment bestek
en wel drie wijnglazen. Maar het belangrijkste ontbrak. Er stond geen
eten op tafel. Zelfs geen mandje brood. Alleen de kaarsen zagen er
verteerbaar uit maar die werden door een oude ober met een aansteker en
een zwierig gebaar aangestoken voordat ik er een hap uit kon nemen. De
ober was minstens even oud als meneer Koriander en had een mooie grijze
snor en een droef gezicht. Hoopvol keek ik hoe hij naar de keuken liep.
Helaas kwam hij terug zonder eten maar met een paar kannen water. Voor
het geval er een brandende kaars omviel. Dacht ik. Weer liep de ober op
en neer. Weer had hij geen eten bij zich maar grote mappen waarin
vellen papier zaten die vol geschreven waren met onbegrijpelijke
wartaal. Meneer en mevrouw Koriander houden niet van wachten maar nu
vroegen ze tot mijn spijt niet boos waar het eten bleef. Ze bladerden
rustig in de mappen. Wanhopig van de honger nam ik zelf het initiatief.
Ik wenkte de ober en hij kwam naar mij toe. Jammer genoeg verstond hij
mij niet en ik hem niet. Ik gebaarde met mijn vinger naar mijn open
mond. Behalve de ober zag niemand anders het. Iedereen was druk bezig
de inhoud van de mappen te lezen. Het droevige gezicht van de oude ober
klaarde op en vertoonde een brede glimlach. Hij had mij begrepen. Een
toffe gozer. Hij liep naar de keuken. Het eten zou nu wel snel komen.
In plaats van het eten kwam even later iemand met een boos gezicht en
een witte muts op zijn hoofd naar onze tafel toe. Hij maakte driftige
gebaren met zijn handen en wees naar mij en sprak razendsnel met Simon.
Ik verstond er niets van. De oude ober stond op een afstandje en gaf
mij grijnzend een knipoog. Heel geniepig.
“Volgens de kok heb jij haast om te eten” zei Simon tegen mij.
“Ik heb geen haast maar honger” mompelde ik.
“De kok zegt dat hij het vreselijk druk heeft” zei Simon.
“Als hij het zo druk heeft waar haalt hij dan de tijd vandaan om hier
ruzie te maken” zei ik verontwaardigd. Simon zei iets in het Frans
tegen de kok. De man kwam op mij af. Ik verstijfde van
schrik. Hij tilde mij uit mijn stoel en hij drukte mij innig aan zijn
borst. Hij greep met beide handen mijn hand en schudde deze vijf keer
op en neer. Daarna lachte hij mij vriendelijk toe en liep terug naar de
keuken.
“Dat laatste wat jij zei dat heb ik maar niet vertaald” zei Simon. “In
plaats daarvan heb ik hem gezegd dat het een misverstand is. Dat jij er
al een jaar naar uitkijkt om in dit restaurant te kunnen eten en dat
jij er speciaal honderden kilometers voor gereisd hebt maar dat jij
geen Frans kent en dat jij daarom je toevlucht hebt gezocht tot
gebarentaal om jouw enthousiasme te tonen.”
“Dat is niet waar” zei ik. “Ik heb vreselijke honger.”
“Een leugentje om bestwil” zei Paula. “De kok is gauw aangebrand. Hij
is vorige week bijna een ster kwijtgeraakt.”
Ik wilde vragen waarom iemand zich druk zou maken om een verloren ster
terwijl het heelal er mee bezaaid is maar toen kwam de oude ober met
mandjes brood. Hij zette een extra vol mandje voor mij neer op tafel.
Een puike peer. Hij had mij alleen niet moeten verklikken bij de kok.
Er werden flessen wijn gebracht en kleine kommetjes soep.
“Is dit het enige eten wat we krijgen?” vroeg ik. “Een beetje soep met
brood?”
“Maak je maar geen zorgen” zei Simon lachend. “Je zult een beetje
geduld moeten hebben.”
Simon had gelijk. Na de soep kwamen achter elkaar nog allerlei andere
gerechten. De oude ober nam steeds de lege bordjes mee en het bestek
dat we gebruikt hadden. Zelf hou ik er meer van als al het eten
tegelijk op tafel wordt gezet dan weet je meteen wat de pot schaft. Het
is ook veel praktischer. Je kunt dan alles van één bord eten. Dat
scheelt in de afwas. Mijn honger raakte maar tergend langzaam gestild
en ik luisterde meer naar mijn maag dan naar het gesprek aan tafel. Het
ging over politiek en daar heb ik geen verstand van.
“De betere kringen verdienen die naam allang niet meer” zei meneer
Koriander. “Van de voorname families van weleer zijn er weinig meer
over. De moderne rijken verdienen hun geld allemaal met computers en
robots.”
“Computers en robots!” zei mevrouw Koriander vol afschuw.
“Wat is er mis met computers en robots?” vroeg Simon.
“Ze maken de mens overbodig” antwoordde meneer Koriander.
“Ze maken in ieder geval het werken overbodig” zei Simon lachend. “Met
hun computers en robots bewijzen de moderne rijken de mensheid een
betere dienst dan de voorname families van weleer met hun uitbuiting
van de loonslaven.”
“Er kan gediscussieerd worden over de gewenste hoogte van de lonen voor
de arbeidersklasse” zei meneer Koriander. “Maar de moderne rijken
betalen helemaal geen loon meer. Zij laten al het werk door robots en
computers doen. Binnenkort is het gewone volk werkeloos.”
“Dan worden ze toch kunstenaar” zei Simon nonchalant.
“Niet iedereen heeft talent” zei meneer Koriander. “En van de mensen
met talent kan niet iedereen beroemd worden en geld verdienen met de
kunst. Zo werkt roem nu eenmaal. Roem komt altijd terecht bij een hele
kleine groep. Roem kun je niet verdelen.”
“Daarom moet er ook een universeel en gegarandeerd basisinkomen voor
iedereen komen” zei Paula.
“Daar hebben de moderne rijken heel andere ideeën over” zei mevrouw
Koriander. “Zij zijn bang dat een basisinkomen ten koste gaat van hun
rijkdom.”
“Ik heb de klanten in de kapsalon nog nooit over een basisinkomen horen
praten” zei Sandra. “Ze schepten wel altijd op over trucjes om zo min
mogelijk belasting te betalen.”
“Los van de politieke haalbaarheid vind ik een basisinkomen ook moreel
gezien een slecht idee” zei meneer Koriander. “De mens is
geschapen om te werken.”
“Daar heeft u gelijk in” zei Simon. “Zonder mijn werk zou ik niet
gelukkig kunnen zijn.”
“Ik ook niet” zei Paula.
“Ik vind het wel leuk om in een kapsalon te werken” zei Sandra.
“Tenminste zolang de klanten een beetje aardig zijn.”
“Die nieuwe auto’s zitten vol computers daar kun je niet meer zelf aan
sleutelen” bromde Jasper die zich tot dan toe afzijdig had gehouden.
Voor het eerst in mijn leven had ik het gevoel dat ik een waardevolle
bijdrage kon leveren aan een gesprek over politiek. Ik wilde zeggen dat
ik er geen enkel probleem mee had om gelukkig te zijn zonder werk. Ik
kreeg de kans niet.
“Over werk gesproken” zei meneer Koriander. “Het eten is voortreffelijk
maar we zijn hier niet voor ons plezier. We zijn hier voor werk. Ik wil
nu wel eens wat meer weten over die opdracht die zo vertrouwelijk is en
zo gevaarlijk is dat we eerst helemaal naar dit hotel moesten reizen
voordat jullie er iets over wilden vertellen. Hier zijn we nu. Steek
van wal.”
Simon nam bedachtzaam een slok wijn en zei “Het heeft alles te maken
met de legende van de griffioen.”
Hierna vertelden Simon en Paula over de opdracht voor het
detectivebureau van meneer en mevrouw Koriander. Gelukkig was mijn
honger gestild en liet mijn maag het toe dat ik aandachtig luisterde.
Het is namelijk mijn taak om de avonturen van meneer en mevrouw
Koriander op te schrijven precies zoals ze zijn gebeurd. Het was een
ingewikkeld verhaal en daarom begin ik een nieuw hoofdstuk.
Simon pakte een ontkurkte maar nog volle wijnfles van tafel en hield de
fles omhoog zo dat iedereen het etiket kon zien. “Deze rode wijn is de
beste wijn uit deze streek. Het is de ‘Légende du griffon’ oftewel de
‘Legende van de griffioen.’ Bekijken jullie het etiket eens goed en
proef van de wijn hoe voortreffelijk die is.” De wijnfles ging van hand
tot hand. Iedereen bestudeerde het etiket en nam een half glas. Behalve
Jasper want die drinkt geen alcohol. Ik was als laatste aan de beurt.
Op etiket stond een tekening van een raar beest met vier poten met
grote klauwen en een kromme snavel en vleugels. “Dat is een griffioen”
zei Sandra die naast mij zat. “Hij heeft het lichaam van een leeuw en
de kop en vleugels van een adelaar.”
“Ik heb dit etiket ontworpen” zei Simon trots.
“De tekening van de griffioen is van mijn hand” voegde Paula er
nonchalant aan toe.
“We zijn al jaren bevriend met de eigenaren van de wijngaard” zei Simon.
“Ieder najaar plukken wij druiven voor hen” zei Paula.
“Zo hebben Paula en ik elkaar jaren geleden voor het eerst ontmoet” zei
Simon. Hij nam een slok wijn en riep uit “Proef toch eens die volle
smaak!” Hij hield het glas omhoog en stak daarna zijn neus er in.
“Alles is perfect aan deze wijn! De robijnrode kleur. Ruik eens aan de
wijn! Eerst de geuren van rijp fruit en viooltjes. Daarna kruidige
tonen met een licht dierlijke toets. En dan de smaak! Fluweelachtig en
vlezig. Stevig en tegelijkertijd verfijnd. Krachtig en toch licht. Deze
wijn kan wedijveren met de beste en de duurste wijnen uit de Bordeaux
en de Bourgogne. Toch is deze wijn buiten deze streek totaal onbekend.
De wijngaard is klein en de wijn is in deze streek zo geliefd dat er
niets overblijft voor de export. Dat geldt trouwens voor alle wijn uit
deze streek.”
“De dierlijke toets in het bouquet spreekt mij wel aan” zei meneer
Koriander goedkeurend.
Mevrouw Koriander kuchte. “Dit wijncollege is erg interessant maar wij
zijn hier voor een opdracht.”
“Een uiterst vertrouwelijke en zeer gevaarlijke opdracht” voegde meneer
Koriander er aan toe.
“De wijn is de opdracht” zei Simon.
“De wijn en de legende van de griffioen” zei Paula.
“Dat is toch hetzelfde” zei mevrouw Koriander. “Het is de naam van de
wijn.”
“De wijn heet inderdaad ‘Legende van de griffioen’ maar er is ook nog
een legende van de griffioen” zei Paula. “Daar is de wijn naar genoemd.”
“Er is iets mis met de wijn” zei Simon. “Niet met deze wijn maar met de
wijn van de oogst van vorig jaar die ligt te rijpen in grote houten
vaten in de kelder van het kasteel. Jonge Jean heeft het ons verteld.”
“Jonge Jean is de baas van de wijngaard en de wijnmakerij” legde Paula
uit. “Hij is de zoon van Oude Jean. Die was de baas toen Simon en ik
voor eerst druiven plukten. Oude Jean en Jonge Jean zijn de eigenaren
van de wijngaard.”
“Dat is niet helemaal waar” zei Simon betweterig. “Sinds een half jaar
is er een derde eigenaar. Een zekere Trichelet. Maar over hem later
meer. Jonge Jean vertelde ons dus dat er geknoeid was met de wijn die
nu ligt te rijpen. Hij was er achter gekomen dat in enkele vaten het
druivennat verdund was met water en dat er suiker was toegevoegd om het
alcoholgehalte op peil te krijgen. Dit is een bekende truc om de
opbrengst te verhogen maar in deze streek is dat een doodzonde. Jonge
Jean en Oude Jean zouden zoiets nooit doen. Het is een raadsel wie het
gedaan heeft. Het moet ‘s nachts gebeurd zijn want overdag wordt de
toegang van de wijnkelder voortdurend door Oude Jean in de gaten
gehouden.”
“Misschien heeft die Trichelet het gedaan” zei mevrouw Koriander.
“Onmogelijk!” zei Paula.
“Die durft ‘s nachts geen voet in de wijnkelder te zetten” zei Simon.
“Dat komt door de legende van de griffioen.”
“Volgens de legende wordt de wijnkelder ‘s nachts bewaakt door een
bloeddorstige griffioen” zei Paula. “Iedere indringer wordt aan stukken
gescheurd. De griffioen laat enkel de kale botten over.”
“De legende is al heel oud” zei Simon. “Op het kasteel is een dagboek
van de kasteelheer uit het begin van de zeventiende eeuw waarin de
gruweldaden van de griffioen worden beschreven. Helaas staat er geen
afbeelding van de griffioen bij.”
“De tekening op het etiket heb ik verzonnen” zei Paula.
“Wat een onzin!” zei meneer Koriander. “Griffioenen bestaan niet! Dat
verhaal in het document is vast en zeker een fabeltje om ongewenste
bezoekers uit de wijnkelder te weren of om personeel af te schrikken
dat van de wijn wilde snoepen.”
“Jonge Jean vertelde ons dat Trichelet dat ook eerst dacht” zei Simon.
“Om dat te bewijzen wilde hij een nacht in de wijnkelder doorbrengen.
Oude Jean en Jonge Jean konden hem met grote moeite overtuigen om dat
niet te doen. Ze wilden hun nieuwe compagnon niet meteen weer
kwijtraken. Ze hebben zijn geld veel te hard nodig om de wijngaard
draaiende te houden. Toen is Trichelet niet zelf ‘s nachts in de
wijnkelder gebleven maar heeft hij er een geit vastgebonden met een
touw aan een ring in de muur. De volgende ochtend was er enkel nog maar
een skelet van over.”
“Dat is vorig jaar gebeurd een paar dagen voordat wij hier voor de
druivenpluk waren maar we hebben het skelet nog met eigen ogen gezien”
zei Paula. “Helemaal kaal. Vreselijk om te zien.”
“Sindsdien durft Trichelet ‘s nacht geen voet in de wijnkelder te
zetten” zei Simon. “Paula en ik trouwens ook niet. Niemand durft dat.
Zelfs Oude Jean en Jonge Jean durven dat niet. Het geknoei met de wijn
is pas begonnen nadat de geit aan stukken is gescheurd en Trichelet
doodsbang is geworden voor de griffioen. Trichelet valt dus af als
verdachte.”
“Zijn er nog andere dingen gebeurd?” vroeg meneer Koriander.
“Nee” zei Paula.
“Er is met wat wijn geknoeid en er is een geit tot op het bot kaal
gevreten” zei meneer Koriander. “Dat zijn dus de feiten.”
“Dat zijn de feiten” bevestigde Simon. “Niets meer en niets minder.”
“Ik snap niet waarom wij honderden kilometers hebben moeten reizen om
dit verhaal te horen” zei mevrouw Koriander. “Jullie hadden dit ons ook
even over de telefoon kunnen vertellen.”
“Maar de opdracht is vertrouwelijk” zei Simon.
“Dat zijn al onze opdrachten” zei mevrouw Koriander. “Toen jullie er op
stonden dat wij eerst hiernaartoe zouden komen om over de opdracht te
horen toen had ik het idee dat minstens het voortbestaan van de
democratie in Frankrijk op het spel stond. Of de wereldvrede. Dat soort
opdrachten heeft ons detectivebureau in het verleden wel gehad. Nu
blijkt het te gaan om niets meer dan een paar mislukte vaten wijn en de
goede naam van een kleine en onbekende wijngaard.”
“De opdracht is niet zonder gevaar” zei Paula. “Vanwege de griffioen.”
“Gevaar speelt nooit een rol bij het al of niet aannemen van een
opdracht” zei mevrouw Koriander. “Voor de gevaarlijke klusjes hebben
wij personeel.”
Paula en Simon keken elkaar even aan.
“We kunnen maar beter open kaart spelen” begon Simon voorzichtig.
“We moeten iets opbiechten” zei Paula. “Simon en ik waren inderdaad
bang dat u de zaak te onbeduidend zou vinden.”
“Dat u beiden het de moeite van de reis niet waard zouden vinden” zei
Simon.
“Dat u het verhaal over de griffioen niet zou geloven” zei Paula.
“Kortom dat u en uw man de opdracht zouden weigeren” zei Simon.
“Daarom hebben wij jullie eerst hiernaartoe gelokt” zei Paula.
“We dachten dat als jullie de reis gemaakt hadden dat u dan de opdracht
wel zou aanvaarden” zei Simon.
“Natuurlijk aanvaarden wij de opdracht” zei meneer Koriander.
“Eindelijk weer eens een zaak zonder computers en robots” zei mevrouw
Koriander.
“Gelukkig” zei Paula. “Als u de opdracht aanvaardt dan hoeven Simon en
ik ons niet schuldig te voelen dat wij u helemaal hiernaartoe hebben
laten komen.”
“Het is juist prima dat wij hier al zijn” zei mevrouw Koriander. “Zo
kunnen wij morgenochtend vroeg meteen aan de slag.”
Morgenochtend vroeg… Deze onheilspellende woorden van mevrouw Koriander
beukten als een hamer op het aanbeeld van mijn trommelvliezen. Tot dan
toe had ik het idee gehad dat ik slechts als toehoorder bij het hele
gesprek aanwezig was. Nu pas besefte ik dat ook ik als personeelslid
van het detectivebureau Koriander en Koriander moest meehelpen met het
oplossen van het raadsel van de aangelengde wijnvaten. Dat ook ik
blootgesteld kon worden aan de vlijmscherpe klauwen en de kromme snavel
van de bloeddorstige griffioen. Dat ook ik de volgende ochtend vroeg op
moest staan. Het vooruitzicht van een vroeg ontwaken is onder normale
omstandigheden al genoeg om bij mij een lichte paniek te veroorzaken.
Voeg daarbij die griezelige griffioen en het resultaat kon niet anders
zijn dan dat een alles overheersende wanhoop zich van mij meester ging
maken. Tot mijn verbazing bleef de paniek uit en voelde ik geen
wanhoop. Kwam dat door de verdovende werking van de wijn? Vijf glazen
wijn had ik gedronken. Of waren het zes glazen geweest? Of zeven? Ik
schonk het glas van Sandra bij en vulde daarna mijn eigen glas. Kalm en
onbewogen luisterde ik naar de rest van het gesprek.
“Wie zijn precies de opdrachtgevers?” vroeg meneer Koriander.
“Oude Jean en Jonge Jean” antwoordde Paula.
“Niet die Trichelet?” vroeg mevrouw Koriander.
“Die weet van niets” zei Simon. “Oude Jean en Jonge Jean hebben alleen
Paula en mij in vertrouwen genomen. Zij willen niet dat Trichelet
erachter komt dat er met de wijn geknoeid is. Ze zijn bang dat hij zich
anders uit de wijngaard terugtrekt. Zonder zijn geld gaat de wijngaard
failliet.”
“Hoe kunnen er geldproblemen zijn als de wijn zo voortreffelijk is?”
vroeg meneer Koriander.
“De wijngaard is klein en Jonge Jean gebruikt alleen de beste druiven
van oude wijnstokken” zei Simon.
“De druiven worden met de voeten uitgeperst door de jonge vrouwen uit
het dorp” zei Paula.
“Dan verhoogt Jonge Jean toch de prijs” zei mevrouw Koriander.
“Als hij dat doen dan komen de mensen in deze streek in opstand” zei
Paula. “Ze klagen er al voortdurend over dat de wijn zo duur is
geworden.”
“De mensen in deze streek zijn erg vriendelijk maar je moet niet aan
hun glas wijn komen” zei Simon. “Dan veranderen ze in duivels. In 1931
hebben ze de toenmalige eigenaar van de wijngaard weggepest omdat ze
vonden dat hij de wijn te duur verkocht. De vader van Oude Jean heeft
de wijngaard toen voor een appel en een ei kunnen overnemen.”
“Het geknoei met de wijn kan dus ook een pesterij van de bevolking
zijn” zei mevrouw Koriander.
“Nu u het zegt” zei Simon. “Daar heb ik nog niet aan gedacht. Hoewel
iedereen erg bang is voor de griffioen. Niemand durft ‘s nachts de
wijnkelder in en overdag houdt Oude Jean de ingang nauwlettend in de
gaten. Niemand komt er in zonder dat hij het ziet.”
“Misschien knoeien die twee Jeans zelf met de wijn” zei meneer
Koriander. “Om de opbrengst te verhogen.”
“Waarom zouden zij ons dan in vertrouwen hebben genomen zodra wij hier
voor de wijnoogst gekomen waren en waarom zouden ze dan ingegaan zijn
op onze suggestie om uw detectivebureau in te schakelen?” vroeg Simon
verbaasd.
“Om hun handen in onschuld te wassen” antwoordde meneer Koriander. “Om
de verdenking van zich af te schuiven en op anderen te laden. De aanval
is vaak de beste verdediging.”
“Dat is onmogelijk!” zei Paula. “We kennen hen al jaren. Ze zouden ons
nooit op die manier voor hun karretje spannen.”
“Dat mag dan zo zijn” zei mevrouw Koriander. “Maar ze hebben een motief
om met de wijn te knoeien en bovendien overdag toegang tot de
wijnkelder. Wij mogen bij voorbaat niemand als verdachte uitsluiten.”
“Ook Paula en mij niet?” vroeg Simon.
“Jullie vallen af als verdachte” zei mevrouw Koriander. “Jullie zijn
hier enkel tijdens de druivenpluk en jullie hebben net verteld dat het
knoeien tussen de vorige wijnoogst en de huidige druivenoogst heeft
plaatsgevonden.”
“Jullie zijn geen verdachten maar jullie kunnen juist van dienst zijn
bij deze opdracht” zei meneer Koriander. “Jullie komen hier al jaren.
Jullie spreken de taal goed en kennen de lokale bevolking. Jullie
kunnen voorzichtig proberen uit te vissen of er mensen zijn die het
slecht voor hebben met de huidige eigenaren van de wijngaard. Vanwege
de dure wijn of om een andere reden.”
“Geen probleem” zei Paula. “Ik help graag mee om het raadsel op te
lossen. Dat hebben we de Oude en de Jonge Jean trouwens al beloofd.”
“Het is ook zeker geen straf om onder het genot van een glaasje wijn op
het dorpsplein met de inboorlingen te babbelen” zei Simon lachend.
“Laten we morgenochtend beginnen met een rondleiding door het
kasteel en door de wijnkelder” zei mevrouw Koriander.
“Jonge Jean heeft het erg druk met de druivenpluk” zei Simon.
“Oude Jean is te stram om een rondleiding te geven” zei Paula. “Er zijn
heel veel trappen in het kasteel.”
“Dan doen jullie het toch” zei mevrouw Koriander.
“We kunnen het morgen aan Jonge Jean vragen of hij het goed vindt” zei
Paula.
“Ik wil het skelet van het geitje onderzoeken op sporen van de
griffioen” zei mevrouw Koriander.
“En ik wil het oude document met de tekst over de griffioen bestuderen”
zei meneer Koriander.
“Het wordt morgen een drukke dag” zei Simon lachend.
Het klonk inderdaad allemaal erg vermoeiend.
“Eigenlijk kunnen Simon en ik niet gemist worden bij de druivenpluk”
zei Paula.
“Daar weet ik wel een oplossing voor” zei mevrouw Koriander. “Na de
rondleiding door het kasteel en de wijnkelder helpen Dubbeldam en
Naaktgeboren en juffrouw Sandelhout jullie bij de druivenpluk om de
achterstand weer in te halen.”
Helpen bij de druivenpluk? Dat klonk nog vermoeiender.
“Het is al elf uur geweest” zei meneer Koriander. “Hoogste tijd om de
zitting op te heffen.”
We stonden op van de eettafel. De andere gasten hadden de eetzaal ook
al verlaten. Langs de smalle wenteltrap in het torentje klommen we naar
de eerste etage. Ik was duizelig toen ik boven was. Volgens mij kwam
dat door de wenteltrap. Volgens Sandra kwam het door de wijn. Op onze
hotelkamer wilde ik gezellig bij Sandra in bed gaan liggen maar dat
vond Jasper niet goed. We moesten ons netjes van hem gedragen als hij
er bij was. Het licht ging uit en ik viel in slaap. Ik werd wakker
doordat de stalen veren van het bed luid krakend verder doorzakten.
Sandra was knus bij mij in bed gekropen. Ze giechelde.
“Sttt” zei ik. “Dadelijk wordt Jasper wakker en gaat ie zeuren.”
We luisterden naar de regelmatige ademhaling van Jasper.
“Die slaapt vast” fluisterde Sandra. “En hij heeft geen eens wijn
gedronken. Morgen gaan we druiven plukken. Dat heb ik altijd al willen
doen.”
“Is dat niet vreselijk zwaar werk? Grote manden vol met druiven en zo.”
“Ik help je wel met sjouwen.”
Gerustgesteld nestelde ik mij tegen Sandra aan. Toen dacht ik aan de
griffioen.
“Die griffioen vind ik een enge griezel” fluisterde ik.
“Ik bescherm je wel” zei Sandra.
Sandra is nergens bang voor.
“Maar stel nou dat we hem morgen tegenkomen in de wijnkelder?”
“Dan hou je gewoon je handen voor je ogen. Dan is het net alsof ie er
niet is.”
Sandra weet overal raad op. Onbezorgd viel ik weer in slaap.
Ik werd wakker. Mijn bed stond in een bos met hoge bomen. Tussen de
stammen stonden overal wijnvaten. Sandra lag niet meer naast me. Ik
stond op om haar te zoeken. Voor mij liep Jasper tussen de bomen.
Plotseling zag ik de griffioen. Hij zag er precies uit als op het
wijnetiket. De griffioen kwam op mij af. Ik herinnerde mij wat Sandra
tegen mij gezegd had. Ik deed mijn handen voor mijn ogen. Het werkte.
De griffioen kon mij niet meer zien. Vreemd genoeg kon ik zelf wel
dwars door mijn handen heen kijken. Ik zag dat de griffioen nu achter
Jasper aan ging. Ik riep naar Jasper dat hij ook zijn handen voor zijn
ogen moest doen. De griffioen was al vlakbij hem. Jasper! Jasper! Ik
werd wakker. Echt wakker. In de hotelkamer met driehonderd jaar oud
behang op de muur. Jasper stond naast mijn bed.
“Je hoeft niet zo te schreeuwen” zei hij. “Ik ben al wakker. Ik ben
vijf minuten bezig om jou wakker te maken.”
“Waar is Sandra?” vroeg ik verschrikt toen ik merkte dat ik alleen in
het bed lag.
“Naar de badkamer op de gang of zoiets” antwoordde Jasper.
Sandra kwam de hotelkamer binnen en zei “Ik ben naar de badkamer op de
gang geweest.” Ze was al aangekleed. Ze droeg een leuk
jurkje. Twee blonde vlechten vielen langs haar schouders en rug omlaag.
“Ik heb mijn haar gevlochten. Dat is makkelijker voor bij het druiven
plukken. Ik heb een oud jurkje aangetrokken. Misschien mag ik de
meisjes
uit het dorp helpen met het persen van de druiven. Als ik jou was zou
ik ook maar een gewone broek en T-shirt aandoen.”
Ik volgde haar kledingadvies op en haalde mijn handen door mijn haar om
er netjes uit te zien. We gingen omlaag naar de eetzaal. Meneer en
mevrouw Koriander zaten aan een tweepersoons tafeltje. Paula wenkte ons
om bij haar en Simon aan een grote tafel te komen zitten. We aten
knapperige broodjes met jam en dronken slappe koffie met veel melk.
“Is het ver rijden naar het kasteel” vroeg Jasper.
“Rijden?” zei Simon. “Het is maar een half uurtje lopen vanaf hier.”
“Het is een mooie wandeling” zei Paula. “We laten jullie dan meteen de
wijngaard zien.”
“Moeten we nog broodjes smeren voor vanmiddag?” vroeg Sandra.
“Dat vindt de hotelbaas niet goed” zei Simon lachend. “Daar maakt hij
altijd een hele heisa over als hij ziet dat hotelgasten dat doen.”
“Het is ook niet nodig” zei Paula. “De vrouw van Jonge Jean zorgt
iedere dag voor een prima lunch voor de plukkers.”
Na het ontbijt gingen we op pad. De ochtendzon stond laag boven heuvels
en in de dalen hingen nog flarden mist. Al snel zagen we in de verte
bovenop een heuvel een groot gebouw met torentjes. Tegen de hellingen
van de heuvel groeiden druivenstokken.
“Daar is het kasteel” zei Simon.
“Vanaf hier vind ik het uitzicht op het kasteel het mooist” zei Paula.
“Ik wil altijd nog eens dit landschap schilderen tijdens alle vier de
seizoenen.”
“Het is nu herfst” zei meneer Koriander. “Je kunt daar alvast mee
beginnen.”
“Ik heb mijn schilderspullen niet bij me” zei Paula. “Die heb ik thuis
gelaten. Ik kom hier toch nooit aan schilderen toe. Het is altijd veel
te druk met de druivenpluk.”
“En nu ook met de opdracht” zei mevrouw Koriander en ze liep als eerste
weer verder. We liepen allemaal achter haar aan. Ik vertelde Sandra dat
ik over de griffioen had gedroomd.
“Het enge was dat ik droomde dat ik wakker was en dat het dus geen
droom was maar echt gebeurde. Gelukkig herinnerde ik mij dat jij mij
gezegd had dat ik mijn handen voor mijn ogen moest doen. Dat werkte en
de griffioen liet mij met rust. Het was wel gek dat ik door mijn handen
heen kon kijken.”
“Ik heb in de kapsalon wel eens gehoord over dat soort dromen die net
echt lijken” zei Sandra. “Dat heten lucide dromen. Als je goed oplet
kan je er tijdens zo’n lucide droom toch achter komen dat je droomt
omdat er rare dingen gebeuren die in het echt niet kunnen. Bijvoorbeeld
dat je door een muur heen kunt kijken.”
“Of door je handen” zei ik.
“Precies” zei Sandra. “Als er toevallig in de droom geen muur in de
buurt is dan kun je je handen voor je ogen houden. Als je er doorheen
kunt kijken dan weet je dat het een droom is.”
“En als je er niet doorheen kan kijken?” vroeg ik nieuwsgierig.
“Dan kan je maar beter je handen weer van je ogen vandaan halen want
anders loop je tegen de muur op” grapte Jasper die meegeluisterd had.
“Als er een muur is in de droom dan hoef je je handen niet voor je ogen
te houden” zei ik verontwaardigd. “Dan kan je aan de muur al zien of je
droomt.”
“Goed” zei Jasper. “Stel nu dat er geen muur is en dat je ook niet
droomt maar dat je wel je handen voor je ogen hebt. Wat dan?”
“Dan kun je kiekeboe spelen” zei Sandra en ze deed haar handen voor
haar ogen en trok ze snel weer weg. “Kiekeboe!” riep ze lachend.
“Kiekeboe!” deed ik haar na.
“Kinderachtig gedoe” zei Jasper en hij ging vooraan lopen bij meneer en
mevrouw Koriander.
We liepen verder over een smalle asfaltweg die afdaalde tussen de
wijngaarden. In de berm bloeiden rode bloemen en witte met een geel
hartje. Over een onverharde weg kwamen we in de wijngaard aan de
achterkant van het kasteel. Een man van rond de vijftig gaf instructies
aan de plukkers die zich op dit vroege tijdstip voor het werk
verzamelden.
“Daar is Jonge Jean” zei Simon.
Jonge Jean zag ons en liep ons tegemoet. Buiten gehoorafstand van de
plukkers begroette hij ons formeel en zakelijk. Er volgde een lang en
voor mij onverstaanbaar gesprek in het Frans. Regelmatig meende ik het
woord ‘griffon’ op te vangen. Griffon oftewel griffioen. Dat voorspelde
niet veel goeds! Jonge Jean haalde een sleutelbos van zijn riem en gaf
deze aan Simon.
“Paula en ik zijn vanochtend jullie gids in het kasteel” zei Simon.
“Na afloop zijn fooien welkom” voegde Paula er lachend aan toe.
Jonge Jean liep terug naar de plukkers. Wij gingen over terrassen
omhoog naar het kasteel.
“Het gebouw dateert uit de middeleeuwen maar daar is buiten en binnen
weinig meer van te zien” zei Simon. “Het is rond 1900 grondig verbouwd.”
“De rijke versieringen en de grote raampartijen met gekleurd glas zijn
typisch voor het begin van de vorige eeuw” zei Paula.
“Woont er iemand?” vroeg meneer Koriander.
“Nee” antwoordde Simon. “Alleen Trichelet slaapt er wel eens als hij
hier is.”
We liepen brede treden op en langs een stenen balustrade naar de
hoofdingang. Simon opende de voordeur met een sleutel van de bos die
hij van Jonge Jean had gekregen.
Binnen was een ruime hal met een groot trappenhuis. Veelkleurige
lichtvlekken vielen op de kleurrijk betegelde vloer. Het zag er licht
en vrolijk uit. Ik kon mij niet voorstellen dat onder mijn voeten
donkere spelonken waren waar zich een bloeddorstige griffioen schuil
hield. In de hal begonnen Paula en Simon hun rondleiding door het
wijnkasteel. Rondleidingen door gebouwen hebben voor mij geen enkele
nut. Ze werken bij mij averechts. Als ik de volgende zaal in ga dan ben
ik de vorige al weer vergeten. Als ik na de rondleiding buiten sta dan
herinner ik mij er niets meer van en is het gebouw onbekender voor mij
dan zonder de rondleiding. Een gebouw leer ik niet kennen door een
rondleiding maar door er in te wonen. Heel langzaam. Dag na dag. Om
mijzelf vertrouwd te maken met het atelier van Paula en Simon en mijn
zolder erboven heb ik twee weken nodig gehad. Voor zo een groot gebouw
als het wijnkasteel heb ik minstens twee maanden nodig. De rondleiding
door het wijnkasteel met Paula en Simon duurde minder dan een uur.
Eerst gingen we de trap op naar de bovenverdieping. Ik was daar graag
gebleven. Het was ver weg van de enge wijnkelder met de gevaarlijke
griffioen. Bovendien waren op de bovenverdieping allemaal slaapkamers
met hemelbedden. Jammer genoeg kreeg ik niet de kans om de hemelbedden
uit te proberen. Iedere keer als ik wilde gaan liggen dan zei mevrouw
Koriander “Niet treuzelen” of zei meneer Koriander
“Meekomen!” Zo gingen we veel te snel weer omlaag in de
richting van de griezelkelder. Gelukkig bleven we lang op de begane
grond. In één zaal hing van ieder jaar een groepsfoto van alle
plukkers.
“Daar staan wij ” wees Simon aan op een oude foto.
“Wat waren we toen nog jong!” giechelde Paula.
“We hadden geen cent en waren nog lang niet beroemd” zei Simon.
“We waren arm maar gelukkig” zei Paula.
Paula en Simon wezen zichzelf op iedere volgende foto aan. In dezelfde
zaal lag een oud boek in een vitrine met witte handschoenen ernaast.
“Dit is het originele dagboek uit de zeventiende eeuw waarin de
kasteelheer over de griffioen schrijft” zei Simon. Hij opende de glazen
deksel van de vitrine en trok de witte handschoenen aan. Behoedzaam
sloeg hij het boek open bij het fragment dat door een bladwijzer
gemarkeerd werd. Langzaam ontcijferde hij het oude handschrift en
vertaalde de tekst in het Nederlands. “De vierde november 1642. De
vloer van de wijnkelder lag bezaaid met de lijken van nachtelijke
indringers. Van het merendeel was het hoofd afgebeten en soms ook de
ingewanden eruit gerukt. Dat is het werk van de griffioen.”
Vloer bezaaid met lijken. Hoofd afgebeten. Ingewanden eruit gerukt. Wat
mij betreft had de rondleiding lang genoeg geduurd en kon de
bezichtiging van de wijnkelder overgeslagen worden.
“Dan gaan we nu naar de wijnkelder” zei Paula opgewekt.
“Ik ga alvast druiven plukken” stamelde ik.
“Toch niet bang voor de griffioen?” vroeg Simon lachend.
“Ik loop liever niet het risico dat mijn hoofd er af wordt gebeten”
antwoordde ik. “Of mijn ingewanden er uitgerukt. Of allebei tegelijk.”
“Volgens de legende is de griffioen er enkel ‘s nachts” zei Paula
geruststellend.
“Komt er daglicht in de kelder?” vroeg ik.
“Natuurlijk niet” zei Simon. “Dat zou slecht voor de wijn zijn.”
“Hoe kan de griffioen dan weten of het dag of nacht is?” zei ik.
“Daar heeft Ronald gelijk in” viel Jasper mij zenuwachtig bij.
“Dubbeldam en Naaktgeboren!” zei mevrouw Koriander streng. “Zolang
jullie in dienst zijn van het detectivebureau Koriander en
Koriander doen jullie wat ik zeg en ik zeg nu dat jullie zonder verder
te zeuren mee moeten gaan naar de wijnkelder.”
“Goed mevrouw” zei Jasper gedwee.
“De toegang tot de wijnkelder is buitenom” zei Paula.
“Aan de zijkant van het kasteel” zei Simon.
“Oude Jean houdt er de hele dag de wacht” zei Paula.
“Met wijn en stokbrood” zei Simon.
“En kaas” zei Paula. “Hij heeft al jaren niets anders gegeten dan
stokbrood en kaas.”
“En hij drinkt niets anders dan wijn” zei Simon.
Paula en Simon gingen ons voor door de hal en door een gang naar een
zijdeur. Simon maakte de zijdeur open en we gingen achter hem aan naar
buiten. De muur van het kasteel was begroeid met wijnranken waarvan het
blad geel kleurde. Aan de wijnranken hingen donkerrode en geelgroene
druiventrossen. In een grote dubbele deur stond een loopdeur open.
Onder een afdakje naast de deur stond een bankje. Vanaf het afdakje
hingen druiventrossen omlaag. Op het bankje zat een vriendelijk oud
mannetje met een zwarte alpinopet en een grote rode neus. Dit was Oude
Jean. Naast hem op het bankje stond een glas wijn en een mandje met
stokbrood en kaas. Hij begroette ons hartelijk en hij wees uitnodigend
op een openstaande loopdeur naast hem. Achter de deuropening zag ik een
stenen trap de diepte in gaan. Dit was de toegang tot de griezelkelder!
Iedereen ging naar binnen en de trap af. Als laatste stonden Sandra en
ik nog bovenaan de keldertrap. Mijn knieën knikten. Sandra greep mijn
arm en zei “Als het te eng wordt dan hou je gewoon je handen voor je
ogen.” Arm in arm zakten we tree voor tree de wijnkelder in. Het was er
kil en klam. Een zwak elektrisch licht scheen op grote houten wijnvaten
en werd glinsterend weerkaatst door druppels vocht op de donkere muren.
Paula vertelde enthousiast over de wijn. “In dit wijnkasteel wordt nog
op traditionele wijze wijn gemaakt. De druiven worden met de hand
geplukt en met de voeten uitgeperst. De wijn rijpt in houten vaten.”
“Allemaal kouwe drukte om bedorven druivensap” zei Jasper schamper. “De
vorm van de fles en het etiket zijn belangrijker dan de wijn zelf. De
meeste mensen kunnen zelfs het verschil niet proeven tussen rode en
witte wijn. Als je rode kleurstof toegevoegd aan witte wijn dan denken
zelfs wijnexperts dat het rode wijn is.”
“Waar heb jij die wijsheid vandaan?” vroeg Simon. “Jij drinkt zelf geen
wijn.”
“Ik heb erover gelezen in een autotijdschrift” zei Jasper.
“Een autotijdschrift?” vroeg Paula verbaasd.
“Ja” zei Jasper. “Het stond in een artikel waarin ze mensen lieten
rijden in een belabberd afgestelde auto van een duur merk en in een
perfect afgestelde auto van een goedkoop merk. De meeste testrijders
gaven de auto van het dure merk een hoger cijfer ook al reed die voor
geen meter. Er werd in het artikel een vergelijking gemaakt met
wijnsnobisme.”
“Wijnsnobisme!” lachte meneer Koriander. “Pas maar op dat de griffioen
je niet hoort. Hij bijt zo je hoofd eraf.”
Jasper hield verder zijn mond.
“Ik wil de plek zien waar die geit opgegeten is” zei mevrouw Koriander.
Paula wees naar een geroeste stalen ring in de muur waaraan een stuk
gerafeld touw was geknoopt. In mijn gedachten zag ik het geitje
vastgebonden staan. Geen kant kon het arme beest op. Het dier rook een
vreemde en angstaanjagende geur. Het spitste de oren voor het gekras
van klauwen op de stenen vloer van de wijnkelder. Oog in oog stond het
met de moordzuchtige griffioen. Wanhopig trok het aan het touw om te
ontsnappen. De griffioen opende de vlijmscherpe snavel.
Verder durfde ik niet te bedenken wat er met het geitje gebeurd was. Ik
deed van angst mijn handen voor mijn ogen.
“Waar is het skelet?” vroeg mevrouw Koriander kortaf.
“Begraven aan de rand van de wijngaard” zei Simon. “Het was helemaal
kaal maar kon hier niet blijven liggen vanwege de inspectiedienst voor
de hygiëne of zoiets.”
“Het is straks een mooi klusje voor Dubbeldam en Naaktgeboren om het
weer op te graven” zei mevrouw Koriander. “Daarna helpen ze Paula en
Simon om de achterstand bij de druivenpluk in te halen” voegde ze eraan
toe.
Druiven plukken en skeletten opgraven! De gedachte aan al dat zware
werk deed mij even mijn angst voor de griffioen vergeten.
“We hebben hier nu wel alles gezien” zei meneer Koriander. “Vannacht
kunnen Dubbeldam en Naaktgeboren de wacht houden in de wijnkelder.
Kijken of er echt een griffioen is.”
Skeletten opgraven en druiven plukken en bovendien ‘s nachts de wacht
houden in een griezelkelder met een bloeddorstige griffioen! Wat een
vooruitzicht! Vermoeiend en bloedstollend. Ik had mij nog nooit zo
ongelukkig gevoeld behalve dan een paar dagen ervoor toen mijn eten en
mijn bier en mijn geld op waren en ik ruzie had met Sandra. We gingen
de trap van de wijnkelder omhoog. Buiten zag de wereld er weer
vriendelijk uit. De zon scheen. Oude Jean zat tevreden op het bankje
onder de druivenranken. Zwaluwen vlogen vrolijk roepend door de blauwe
lucht naar het zuiden. Ik haalde opgelucht adem. Dit keer waren we nog
ontsnapt aan de griffioen maar of Jasper en ik die nacht evenveel geluk
zouden hebben…
Simon wisselde enkel woorden in het Frans met Oude Jean en zei daarna
“Ik bel even met Jonge Jean of we het skelet van de geit op mogen
graven.”
Ik koesterde mij in de milde oktoberzon. Na de kille en klamme kelder
kon het mij niet warm genoeg zijn.
“Het is prima” zei Simon even later. “We lopen er vast naartoe. Jonge
Jean komt daar ook.”
“Hoe komen we aan het gereedschap om te graven?” vroeg Jasper ijverig.
“Jonge Jean neemt twee spaden mee” antwoordde Simon.
Het vooruitzicht van een spade en de ijver van Jasper stelden mij
gerust over het graafwerk. Op de steel van een spade kun je ontspannen
leunen terwijl je toekijkt hoe iemand anders het werk doet. Over de
terrassen liepen we omlaag naar de rand van de wijngaard. Bij een hoop
stenen stond Jonge Jean met twee spaden. Eerst moesten de stenen
weggehaald worden. Van het stenen sjouwen begon ik te zweten. De zon
was overdreven warm voor begin oktober. Het mocht van mij wel wat
minder warm zijn. Ik pauzeerde om het zweet van mijn voorhoofd te
vegen. In de tussentijd hadden Simon en Jasper alle stenen opzij
gelegd. Jasper en ik kregen een spa in de hand gedrukt.
“Voorzichtig graven!” zei mevrouw Koriander. “Laagje voor laagje.
Anders
beschadig je het bewijsmateriaal.”
Heel voorzichtig begon ik te graven. Laagje voor laagje had mevrouw
Koriander gezegd. Zandkorreltje voor zandkorreltje leek mij nog beter.
Met bewijsmateriaal kan je niet voorzichtig genoeg zijn. Natuurlijk was
Jasper weer overijverig. Hij gooide hele scheppen aarde tegelijk opzij.
“Stop!” riep mevrouw Koriander. Dit soort bevelen van mevrouw Koriander
volg ik altijd direct op. Ook Jasper hield op met graven. Mevrouw
Koriander wees op een gebleekte dierenschedel die in de kuil uit de
aarde omhoog stak.
“Dit kan onmogelijk de geit zijn die in de wijnkelder door de griffioen
tot op het bot is opgevreten” zei mevrouw Koriander.
“Waarom niet?” vroeg Paula verbaasd.
“Omdat deze schedel van een schaap is” antwoordde mevrouw Koriander.
“Van een ram om precies te zijn. Dat is duidelijk te zien aan de omlaag
gekrulde hoorns. Bij geiten krullen de hoorns nooit zo sterk omlaag.”
Hierna begon iedereen opgewonden met elkaar te praten in het Nederlands
en in het Frans.
“Er is geen twijfel over mogelijk dat dit het skelet uit de wijnkelder
is” zei Simon.
“Jonge Jean zegt dat hij het eigenhandig hier heeft begraven” zei Paula.
“Was het dan een schaap dat aan de griffioen is opgeofferd?” vroeg
meneer Koriander.
Weer volgde er een discussie in het Frans en in het Nederlands.
“Het was een geit” zei Simon tenslotte. “Jonge Jean weet dat honderd
procent zeker. Eerst wilde Trichelet een geitenbok nemen want die was
goedkoper. Dat wilde Oude Jean niet omdat hij bang was dat de
bokkengeur de wijn nadelig zou beïnvloeden. Daarna heeft Trichelet de
bok omgeruild voor een geitenwijfje en dat geitenwijfje heeft hij
vastgebonden in de wijnkelder. Dat kan bevestigd worden door de boer
waarvan Trichelet de geit gekocht heeft. Jonge Jean kan jullie
vertellen waar hij woont”
“Vreemd” zei meneer Koriander. “Een vrouwelijke geit is veranderd in
een mannelijk schaap.”
“Dat zijn de toverkrachten van de griffioen!” zei ik maar niemand
luisterde naar mij.
“Ik ga meteen die geitenboer aan de tand voelen of het hem gelukt is om
geiten met schapen te kruisen” zei mevrouw Koriander.
“Ik ga met je mee” zei meneer Koriander.
Mevrouw Koriander pakte de schedel als bewijsmateriaal en ze gaf mij en
Jasper de opdracht om het gat weer dicht te gooien en de stenen er op
te stapelen. Daarna moest ik druiven plukken. Jonge Jean gaf ons een
korte instructie in het Frans waar ik niets van verstond. Ik vroeg
Paula wat ik moest doen.
“Gewoon een mand pakken en die vol druiven doen en daarna de mand in de
kar legen en dan weer de mand vullen totdat alle druiven geplukt zijn”
legde Paula lachend uit.
Ik pakte een mand en ging aan de slag. De mand was groot en het
bodempje druiven groeide langzaam. De andere plukkers liepen heen en
weer naar de kar om hun volle manden te legen. Ze hadden vast en zeker
kleinere manden.
“Wat doe jij nu?” vroeg Paula. “Je moet de druiven niet één voor één
plukken maar per tros tegelijk.” Ze deed het voor. Daarna ging het een
stuk sneller. Ik had al bijna mijn mand halfvol toen de vrouw van Jonge
Jean in een klein autootje de lunch bracht. Alle plukkers dromden samen
bij de achterbak van het autootje. Er lagen stokbroden met allerlei
soorten beleg en kruiken met wijn en water. Jasper pakte een kruik met
water. Ik deelde een kruik wijn met Sandra. We zaten in het gras naast
de wijngaard en aten het knapperige stokbrood. Ik voelde mijzelf loom
worden. Met een voldaan gevoel strekte ik mij uit op het gras. Ik deed
mijn ogen dicht. De binnenkant van mijn oogleden waren rood van het
felle zonlicht. Ik voelde hoe Sandra naast mij kwam liggen met haar
hoofd tegen het mijne. Ze gaf mij zoentjes op mijn wang. Ze begon mij
te likken. Haar neus was nat. Haar adem rook naar rotte vis. Dat klopte
niet. Sandra’s adem ruikt altijd heel fris. Ik opende mijn ogen. Ik zag
bruine ogen en zwart haar. Sandra heeft blond haar en blauwe ogen. Ik
zag een hondensnuit en hondenoren. Sandra heeft geen hondensnuit en ook
geen hondenoren. Sandra is heel mooi. Dat weet ik omdat ik boven een
atelier woon. Sandra staat model voor de schilderijen die Paula van
Venus maakt. Toch moest het Sandra wel zijn. Wie anders zou er met het
hoofd tegen het mijne gaan liggen en mij zoentjes geven? Sandra met de
hondensnuit bleef mij likken met haar lange hondentong. Sandra was in
een zwart ruwharig hondje veranderd! Was dit een droom? Ik hield mijn
handen voor mijn ogen. Ik kon er niet doorheen kijken. Het was geen
droom! Sandra was echt in een zwart hondje veranderd. Ik haalde mijn
handen weer voor mijn ogen vandaan en ging overeind zitten. Sandra het
hondje kroop op mijn schoot. Iedereen was alweer opgestaan en aan het
werk gegaan. De vrouw van Jonge Jean reed net weg met het autootje.
Tussen de plukkers in de wijngaard zag ik een jonge vrouw met blonde
vlechten die sprekend op Sandra leek. Ze droeg een grote mand met
druiven naar de kar. Ze leegde de mand in de kar. Was dat een
dubbelgangster van Sandra? Ik liep naar haar toe. Het hondje trippelde
achter mij aan. Bij de druivenkar sprak ik de jonge vrouw met blonde
vlechten aan.
“Ben jij Sandra?”
“Natuurlijk” zei ze. “Wie anders?”
“Ik was even bang dat je in een hondje was veranderd.”
“Heb je dat gedroomd?”
“Nee. Ik heb mijn handen voor mijn ogen gehouden en ik kon er niet
doorheen kijken. Het was dus geen droom Het is echt.”
“Het hondje is echt en ik ben echt” zei Sandra lachend en ze boog
voorover om het dier te aaien. “Wat een lief hondje. Hoe heet ie?”
“Sandra. Denk ik.”
“Net als ik” zei Sandra lachend.
“Dat is Fifi” zei Simon die met een volle mand met druiven naar de kar
liep. “Ze hoort bij het kasteel maar soms is ze ook dagen weg. Niemand
weet waar het hondje dan is.”
Het hondje joeg kwispelstaartend achter een vlinder aan. De vlinder
vloog omhoog buiten bereik van de speels happende hondenbek. Fifi bleef
even stil staan om zich achter een oor te krabben en rende daarna naar
een deftige meneer en mevrouw die de wijngaard in liepen. Het hondje
snuffelde even aan hun schoenen en scharrelde verder de wijngaard door
in de richting van het kasteel.
“Daar zijn meneer en mevrouw Koriander” zei Jasper die met zijn volle
mand bij de kar kwam.
“Jullie hebben de lunch gemist!” zei Simon tegen meneer en mevrouw
Koriander.
“Je denkt toch niet dat we ons er tot verlagen om samen met het
werkvolk te
eten” antwoordde mevrouw Koriander verontwaardigd.
“We hebben in het dorp gegeten” zei meneer Koriander.
“Nog iets wijzer geworden van de geitenboer?” vroeg Simon.
“Nee” antwoordde mevrouw Koriander. “Hij was niet thuis. Hij is met
zijn geiten naar een landbouwtentoonstelling. Morgen is hij weer terug.”
“Wij gaan nu naar het kasteel” zei meneer Koriander. “We gaan de
boekhouding van de wijngaard doorspitten op eigenaardigheden. Geheel
vertrouwelijk uiteraard.”
“Jullie zien Jonge Jean nog steeds als een verdachte van het knoeien
met de wijn?” vroeg Paula die er ondertussen ook bij was komen staan.
“Nee” antwoordde mevrouw Koriander. “Niet meer nadat wij vanochtend de
schedel van de schaapgeit hebben gezien. Als hij diegene was die met
het skelet gesjoemeld heeft dan had hij ons nooit geholpen om het te
vinden.”
“Jullie denken dat er met het skelet is gerommeld?” vroeg Simon.
“Dat weten wij wel zeker” antwoordde meneer Koriander. “Een geit
verandert niet zomaar in een schaap.”
Ik wilde weer wat zeggen over de toverkrachten van de griffioen maar
dit keer hield ik maar mijn mond.
“Wij geloven niet in de legende van de griffioen maar dat het allemaal
mensenwerk is” zei mevrouw Koriander. “Wij vermoeden dat de wijnknoeier
en de skeletsjoemelaar één en dezelfde persoon is. Eerst heeft deze
persoon het levende geitje weer weggehaald en vervangen door een skelet
waarbij deze persoon per vergissing het skelet van een schaap heeft
neergelegd in plaats van dat van een geit. Daarna heeft deze persoon
van de alom heersende vrees voor de griffioen gebruik gemaakt om ‘s
nachts ongestoord de wijn aan te lengen.”
“De dader moet dus iemand zijn die overdag geen vrije toegang heeft tot
de wijnkelder” zei meneer Koriander. “Anders was het niet nodig geweest
om met de truc met het geitje iedereen bang te maken voor de
nachtelijke griffioen. Jonge Jean en Oude Jean vallen dus af. Zij
kunnen overdag in de wijnkelder doen wat zij willen.”
“Maar dan is Trichelet de hoofdverdachte” zei Paula.
“Precies” zei meneer Koriander. “Hij heeft bovendien dat geitje in de
wijnkelder vastgebonden.”
“Maar voordat wij hem beschuldigen willen wij eerst meer bewijs in
handen hebben” zei mevrouw Koriander.
“En een motief” zei meneer Koriander. “Op het eerste gezicht lijkt
Trichelet geen enkel motief te hebben om met de wijn te knoeien. Als
het bedrog uitkomt dan raakt hij zijn geld kwijt dat hij in de
wijngaard geïnvesteerd heeft.”
“Daarom hebben we aan Jonge Jean gevraagd of we de boekhouding van de
wijngaard mogen bekijken” zei mevrouw Koriander. “Wij zijn vooral
geïnteresseerd in de samenwerkingsovereenkomst met Trichelet.”
“Is de achterstand in het plukken al ingehaald?” vroeg meneer Koriander
aan Paula en Simon.
“Dubbel en dwars” antwoordde Simon. “Jasper en Sandra hebben keihard
gewerkt.”
Ik begreep niet waarom mijn naam niet genoemd werd.
“Dan zijn Dubbeldam en Naaktgeboren en juffrouw Sandelhout vandaag
verder niet meer nodig bij het onderzoek” zei mevrouw Koriander. “Ze
kunnen de dag verder naar eigen inzicht doorbrengen. Uiteraard
onbezoldigd.”
“Hoeven we dan niet in de wijnkelder te overnachten?” vroeg ik hoopvol.
“Zeker wel” zei mevrouw Koriander. “Zo kunnen we bewijzen dat er geen
griffioen is.”
“Mevrouw U zei net dat u niet in de legende gelooft” zei Jasper
voorzichtig.
“Natuurlijk geloven wij niet in die onzin” antwoordde mevrouw
Koriander. “Het gaat er echter niet alleen om wat wij geloven maar ook
wat de andere mensen geloven. Als we de mensen niet kunnen overtuigen
dat de griffioen een fabeltje is dan kunnen we deze zaak nooit tot een
goed einde brengen. Trichelet kan dan altijd vast blijven houden aan
zijn onschuld omdat het onmogelijk is om een nachtelijk bezoek aan de
wijnkelder te overleven.”
Meneer en mevrouw Koriander liepen naar het kasteel. Jasper bleef die
middag druiven plukken om geld te verdienen. Ik hoefde geen geld te
verdienen. Ik kon het van Paula en Simon lenen. Daarom plukte ik geen
druiven. Ik keek hoe Sandra samen met de jonge vrouwen uit het dorp de
druiven uitperste met de blote voeten in grote houten kuipen. Dat was
een leuk gezicht. Het was nog leuker geweest als ik niet steeds gekweld
werd door het vooruitzicht van een nacht in de griezelige wijnkelder.
‘s Avonds in het hotel aten meneer en mevrouw Koriander aan een aparte
tafel. Paula en Simon waren daar boos over. Ik vond het juist prima zo.
Meneer en mevrouw Koriander kregen van de ober weer achter elkaar
allemaal kleine hapjes waar je maar langzaam vol van wordt. En ze
dronken er wijn bij. Op onze tafel werden grote borden bonensoep en een
mand brood gezet en glazen bier. Bonensoep vult de maag snel en bier
lest de dorst veel beter dan wijn. Na de soep bleven we aan tafel
zitten en dronken we nog meer bier. Behalve Jasper. Die dronk fris.
“De soep smaakte uitstekend” zei Paula.
“Inderdaad” zei Simon. “Ik heb er geen spijt van dat ik de uitnodiging
heb afgeslagen om bij meneer en mevrouw Koriander aan tafel te zitten.”
“Mocht jij dan wel bij hun aan tafel?” vroeg Sandra.
“Natuurlijk” zei Simon. “En Paula ook. Wij zijn geen personeel van het
detectivebureau. Wij zijn beroemde kunstenaars. Maar wij zijn uit
solidariteit bij jullie aan tafel gaan zitten en hebben hetzelfde
simpele eten genomen als wat meneer Koriander voor jullie besteld
heeft.”
“Ik ben allang blij dat ze de hotelkosten voor ons betalen en die ook
niet mindering brengen op ons salaris” zei Jasper.
“Ik snap alleen niet waarom ze ons goedkope soep laten eten maar dat we
wel zoveel bier mogen drinken als we willen” zei Sandra.
“Het is niet uit krenterigheid maar om het standsverschil te
benadrukken” zei Paula.
“Verschil moet er wezen” zei Jasper.
Ik nam een slok bier en was het helemaal met Jasper eens.
“Daarom moeten wij ook de nacht in de wijnkelder doorbrengen
en niet meneer en mevrouw Koriander” ging Jasper verder.
Ik verslikte mij in mijn bier. Hoe durfde Jasper zoiets te zeggen? “Ik
vind het gewoon laf om iemand anders door de griffioen op te laten
eten” zei ik verontwaardigd.
“Nog steeds bang?” vroeg Simon lachend.
“Jij hebt makkelijk praten” zei ik. “Jij hebt niet van de griffioen
gedroomd. Ik wel. Ik heb gezien hoe vreselijk hij is. Paula weet ook
hoe gruwelijk de griffioen is. Zij heeft hem getekend voor het
wijnetiket.”
“De tekening op het etiket heb ik verzonnen” zei Paula. “Ik
heb nog nooit een griffioen gezien.”
“Natuurlijk niet” zei Simon. “Griffioenen komen enkel voor in
fabeltjes. Daar ben ik na het zien van de schapenschedel nu wel van
overtuigd.”
“En die griffioen in het dagboek van de kasteelheer dan?” vroeg Sandra.
“Daar is vast een andere verklaring voor” zei Simon. “En om die te
vinden wil ik vannacht ook in de wijnkelder zijn. Misschien kan ik iets
ontdekken.”
“Misschien wel de griffioen” zei ik bezorgd.
“Als we met zijn drieën zijn dan hebben we meer kans om dat te
overleven” zei Jasper.
“Je denkt dat we met drie man sterk genoeg zijn om de griffioen de baas
te zijn?” vroeg ik hoopvol.
“Dat bedoel ik niet” zei Jasper. “We loten van te voren wie zich door
de griffioen op laat eten zodat de andere twee kunnen ontsnappen.”
“Loten is niet nodig” zei Simon lachend. “Ik bied mij aan als
vrijwilliger voor het geval de griffioen toch echt bestaat.”
Meneer en mevrouw Koriander waren klaar met het eten van hun kleine
hapjes en ze kwamen bij ons aan tafel zitten.
“Wij hebben vanmiddag iets interessants ontdekt bij de bestudering van
de paperassen van de wijngaard” zei meneer Koriander. “De
samenwerkingsovereenkomst met Trichelet is niet door Trichelet
ondertekend maar door zijn vrouw en zij heeft enkel haar meisjesnaam
gebruikt die ook Trichelet is. Dat vinden wij allemaal wel erg
toevallig.”
“Misschien waren ze al familie van elkaar voordat ze met elkaar
trouwden” flapte ik er uit.
Meneer Koriander lachte hatelijk.
“Neef en nicht dat zou nog kunnen” nam Paula het voor mij op.
“Wij denken dat die Trichelet eigenlijk anders heet en dat hij de
meisjesnaam van zijn vrouw gebruikt als schuilnaam” zei mevrouw
Koriander.
“Waarom zou hij zijn ware identiteit willen verbergen?” vroeg Simon.
“Daar zullen we achter moeten zien te komen” antwoordde meneer
Koriander. “Op dit moment is hij niet hier maar hij komt morgenmiddag
om de wijnoogst te bekijken. Dan kunnen wij hem de nodige vragen
stellen.”
“Waar woont die Trichelet?” vroeg Paula.
“Dat weten we niet” zei mevrouw Korianer. “Zelfs Jonge Jean weet het
niet. In de samenwerkingsovereenkomst stond geen adres. Enkel dat hij
gebruik mag maken van het wijnkasteel om te overnachten wanneer hij
hier is.”
“Zeker op de bovenverdieping in een hemelbed!” zei ik jaloers.
“Jij mag vannacht ook in het kasteel slapen” zei Simon lachend.
“In de wijnkelder” voegde mevrouw Koriander er streng aan toe. “Het is
tijd dat jullie op pad gaan. Jonge Jean is om elf uur bij het kasteel.
Ik heb met hem afgesproken dat hij achter jullie de deur weer op slot
doet. Ik wil zeker zijn dat jullie ook echt de nacht in de wijnkelder
doorbrengen. Morgenochtend maakt hij de deur weer open en laat hij
jullie naar buiten.”
“Als we dan nog leven” zei ik angstig.
“Met de deur op slot kunnen we nooit ontsnappen” zei Jasper. “Ook niet
als Simon zich opoffert en zich als eerste laat opeten.”
“Als Simon verscheurd wordt door de griffioen dan wil ik daar bij zijn
om er later een schilderij van te maken” zei Paula. “Ik noem het doek
dan Simon en de griffioen.”
“Vind je het niet erg als ik in stukken gescheurd wordt?” vroeg Simon
gemaakt pruilend. “Hou je niet meer van mij?”
“Natuurlijk hou ik nog van je” zei Paula. “En natuurlijk vind ik het
verschrikkelijk als de griffioen jou pakt. Maar aangezien je jezelf nu
toch al als vrijwilliger heb aangeboden zou het jammer zijn als jouw
heldendaad niet vereeuwigd wordt.”
“Voor eeuwige roem doe ik alles” zei Simon lachend.
“Als Paula Roelofs meegaat dan verandert dat de zaak” zei mevrouw
Koriander. “De deur van de wijnkelder mag dan niet op slot. Als Paula
Roelofs opgegeten wordt is dat zonde van alle mooie schilderijen die ze
nog had kunnen maken.”
“Mijn digitale kunst wordt kennelijk zo weinig gewaardeerd dat ik wel
verslonden mag worden” zei Simon teleurgesteld.
“Dat is een kwestie van smaak” zei Paula sussend. “De oudere generatie
ziet nu eenmaal meer in mijn kunst. Jij hebt jouw fans onder de jeugd.”
“En wie de jeugd heeft die heeft de toekomst” zei Simon triomfantelijk.
“Ik ga ook mee naar de wijnkelder” zei Sandra plotseling vastberaden.
“Had dat eerder gezegd” zei mevrouw Koriander. “Dan hadden we voor
vannacht niet hoeven betalen voor de hotelkamer van jou en Dubbeldam en
Naaktgeboren.”
“Ik vind het heel dapper van juffrouw Sandelhout” zei meneer Koriander
op een mierzoete en vleierige toon. “Als zo een weerloos meisje het
aandurft om de griffioen te trotseren dan kan ik mij niet onbetuigd
laten. Ik ga mee naar de wijnkelder.”
“Niets daarvan!” zei mevrouw Koriander pinnig. “Jij blijft vannacht
hier!”
“Het is al half elf” zei Paula. “Laten we snel vertrekken. Het is een
prachtige avond om naar het kasteel te lopen. Er schijnt een volle
maan.”
Zo vertrokken we allemaal te voet naar het kasteel. Behalve meneer en
mevrouw Koriander. Die bleven in het hotel. Tijdens de wandeling bonkte
mijn hart in mijn keel. Ik voelde mij als een jonge rekruut die voor
het eerst op weg is naar het slagveld. De wijnstokken leken in het
maanlicht op soldaten die rij aan rij in slagorde klaar stonden voor
een bloedige strijd. Een lage nevel slingerde zich als kruitdamp om hun
voeten. Ik hoorde een zacht gedonder en zag de onderkant van de wolken
zo nu en dan oplichten met een vreemde weerschijn.
“Hoor je dat?” vroeg ik aan Sandra.
“Zijn dat kanonnen?’’
“Nee joh” antwoordde zij. “Het is onweer. Het is nog ver weg achter de
heuvels. We halen makkelijk het kasteel voordat het onweer hier is.”
“Ik ben best wel bang” fluisterde ik.
“Voor het onweer?” vroeg Sandra.
“Nee” antwoordde ik. “Voor de griffioen.”
“Dat is nergens voor nodig” zei ze en ze greep mijn hand. “Er kan niets
gebeuren. Simon en Paula zijn er bij.”
We liepen de terrassen naar het kasteel omhoog. Een donkere wolk schoof
voor de maan. De grillige rand van de zwarte wolk stak scherp af tegen
de witte schijf. De maan verdween en er heerste duisternis. Simon
knipte een zaklamp aan en scheen voor ons op de stenen treden. Er
vielen grote druppels. Plotseling werd de lucht doorklieft door een
bliksemschicht die zich in het dak van het kasteel leek te boren.
Vrijwel tegelijkertijd klonk er een oorverdovende knal. We renden de
laatste tientallen meters langs de balustrade naar de ingang van de
wijnkelder. Jonge Jean wachtte op ons in zijn auto. Na een kort gesprek
gaf hij Paula een sleutel en reed hij weg.
“Is de bliksem ingeslagen?” vroeg Jasper.
“Dat heb ik aan Jonge Jean gevraagd” zei Paula. “Hij zei dat het
kasteel een prima bliksemafleider heeft. Hij maakte zich meer zorgen om
de wijnoogst. Hij was ook blij dat hij mij de sleutel kon geven en dat
hij niet uit zijn auto hoefde te komen om in de regen de kelder achter
ons weer op slot te doen. Laten we snel naar binnen gaan voordat de bui
losbarst.”
Paula deed de loopdeur naar de wijnkelder open. De regen viel met
bakken uit de hemel. Even dacht ik niet aan de griffioen. Even dacht ik
er enkel aan dat ik niet kletsnat wilde worden. Ik ging de deur naar de
wijnkelder door. Simon klikte het elektrische licht aan.
“Het is koud in de kelder” zei Paula. “Gelukkig liggen hier bovenaan de
trap genoeg oude dekens.”
“Hoe komen die daar?” vroeg Jasper. “Vanmiddag lagen die daar nog niet.”
“Jonge Jean had ze meegenomen in zijn auto” antwoordde Paula. “Hij
wilde ze aan ons geven als hij ons binnenliet in de wijnkelder maar
omdat het ging regenen heeft hij de stapel zelf alvast binnen bovenaan
de trap gelegd. Verder durfde hij de wijnkelder niet in. Dat vertelde
hij mij daarnet.”
We pakten allemaal een deken van de stapel en gingen de treden af
omlaag. Simon en Jasper zochten tussen de wijnvaten krukjes en bankjes
bij elkaar. Ieder sloeg een deken om de schouders en we gingen zitten.
“Het wordt een lange nacht” zei Simon.
“Of een korte” zei ik. “Als de griffioen zo dadelijk komt.”
“Onzin” zei Jasper. “De nacht duurt altijd zes uur. Griffioen of geen
griffioen.”
“Zes uur is lang in deze saaie wijnkelder” zei Simon.
“We kunnen elkaar spookverhalen vertellen” zei Sandra opgewekt.
“Asjeblieft niet” smeekte ik. “Daar krijg ik nachtmerries van.
Bovendien vind ik het verhaal over de griffioen al eng genoeg en daar
zitten we middenin.”
“Sinds wanneer vind je een wijnkelder saai?” vroeg Paula lachend aan
Simon. Ze liep naar een rek vol met stoffige flessen wijn en koos er
één uit. Op een tafel lag een kurkentrekker en stonden glazen. In een
oogwenk was de fles geopend en waren de glazen gevuld.
“Voor mij geen alcohol” zei Jasper resoluut.
“Dan zijn er twee glazen voor mij” zei ik tevreden en nam in iedere
hand een glas.
“Mag dit wel?” vroeg Sandra terwijl ze weifelend een glas wijn aanpakte.
“Jonge Jean heeft er niets over gezegd dat het niet mag” zei Paula.
“Had ie maar duidelijke instructies moeten geven over wat er wel en
niet met de wijn mag gebeuren.”
“Bij deze wijnkelder is dat niet nodig” zei Simon lachend. “Hier houdt
de griffioen de wacht. Als we zo dadelijk van de wijn proeven dan
springt hij vanachter een wijnvat te voorschijn als een duveltje uit
een doosje. Proost!” Paula en Simon dronken hun glas in een paar
slokken leeg. Ook Sandra dronk van de wijn. Ik dacht aan de griffioen
en ik twijfelde. Als het nu bier was geweest dan had ik risico van de
griffioen wel durven nemen maar om mijn leven te wagen voor wijn…
Bedorven druivensap had Jasper het genoemd. Buiten klonk een
onheilspellende donderslag. Ik zette snel mijn twee glazen weer op de
tafel.
“Drink jij je wijn niet?” vroeg Paula aan mij.
“Hij is bang voor de wraak van de griffioen” zei Simon. “Geef maar
hier.” Hij pakte achter elkaar mijn glazen en goot de inhoud in één
teug naar binnen.
“Eén fles leeg en nog steeds geen griffioen” zei Simon even later.
“Waarschijnlijk was deze fles niet kostbaar genoeg. Laten we nu een
hele dure uitzoeken.” Hij liep naar het wijnrek en blies het stof van
de etiketten.
“Dit is een Legende de griffon van twintig jaar oud” zei Simon en hij
ontkurkte de fles.
“Dat is de wijnoogst waarbij we elkaar ontmoet hebben” zei Paula
vertederd. Hierna haalden Paula en Simon herinneringen op aan alle
wijnoogsten waarbij ze geholpen hadden. Dat ging mis. Vroeg of laat
gaat het altijd mis bij Paula en Simon. Je weet alleen nooit precies
wanneer. Dan gooien ze naar elkaar met lege flessen en daarna met
volle. In een goedgevulde wijnkelder kan dat flink uit de hand lopen.
“Dus daar was je die nacht!” riep Paula. “Je was bij Babette!”
“En jij bij Nicolas!” riep Simon terug.
“Dat was twee nachten ervoor!” riep Paula. “Dat was eerlijke
partnerruil. Jij was toen bij Desirée. Over Babette heb jij mij nooit
wat verteld!” Om haar woorden kracht bij te zetten wierp ze een lege
fles naar het hoofd van Simon die nog net op tijd kon bukken. De fles
spatte in scherven uiteen op de stenen vloer. Ik schrok van het geluid.
Als hier de griffioen maar niet wakker van werd.
“Ik moest Babette troosten” zei Simon. “Omdat jij er met François
vandoor was gegaan.”
Paula liet haar hand met daarin de volgende lege fles zakken.
“François!” zuchtte ze. “Jammer dat hij er het volgende jaar niet meer
bij was. Het bekende verhaal. Studie afgemaakt en ambtenaar geworden en
braaf getrouwd. Zonde van zijn mooie torso. Ik had hem graag nog een
keer willen schilderen. Zijn plaats werd opgevuld door Yves. Weet je
nog? Yves! Die was meer geïnteresseerd in jou dan in mij!”
“Wat voor de verandering wel een keer leuk was” zei Simon en hij vulde
de glazen bij.
“Het verhaal over jouw avontuurtje met Yves wil ik nog een keer horen”
zei Paula lachend. “Alle smeuïge details!” Ze ging naast Simon zitten
en vleide zich tegen hem aan. Opgelucht haalde ik adem. Het gevaar was
weer geweken.
“Waar is Jasper?” vroeg ik aan Sandra.
“Die is bij de eerste dreiging van rondvliegende flessen naar boven
gevlucht. Naar buiten.”
“Dat is niet eerlijk” zei ik verontwaardigd. “Wij moeten in de kelder
blijven.”
Ik liep de trap op en stak mijn hoofd om de hoek van de deur. Jasper
zat op het bankje van Oude Jean onder het afdakje met de deken om zich
heen geslagen.
“Je speelt vals” zei ik tegen hem. “Je mag de kelder niet uit.”
“Ook zonder griffioen is het daar levensgevaarlijk” zei Jasper. “Ik ben
niet voor mijzelf gevlucht. Wie zorgt er voor mijn dafje als er mij
iets overkomt? Misschien moet ie dan wel naar de sloop!” Hij had een
brok in zijn keel. Ik ging naast hem op het bankje zitten en legde
troostend een arm om zijn schouder.
“Ik maak me ook zorgen” zei ik. “Van wie moet ik geld lenen als Paula
en Simon door de griffioen opgegeten worden? En wie koopt er
krentenbollen voor mij als Sandra aan het monster ten prooi valt?”
“Als ik jou was dan zou ik maar weer snel naar beneden gaan om te
kijken
of nog alles goed met ze gaat” zei Jasper. “Dan kan ik op dit bankje
gaan liggen.”
Ik volgde de raad van Jasper op en ging terug de wijnkelder in. Simon
ontkurkte ondertussen een derde fles en vulde de glazen van Paula en
Sandra en zichzelf. Ik ging met mijn rug tegen een wijnvat aan zitten.
Het geklets van de wijndrinkers maakte mij slaperig. Ik moest waakzaam
blijven. Ik mocht niet in slaap vallen. Met uiterste inspanning lukte
het mij om wakker te blijven op een kort moment na waarin mijn ogen
even dichtvielen. Toen ik mijn ogen weer opende hoorde ik driestemmig
gesnurk. Laag gesnurk van Simon werd aangevuld met hoger gesnurk van
Paula en Sandra. Ik had Sandra nog nooit horen snurken. Ik had haar ook
nog nooit zoveel wijn zien drinken. Simon en Paula hadden nog meer
gedronken. Er stonden in het totaal drie lege flessen op tafel en op de
grond lagen de scherven van een vierde fles. Paula en Simon zaten tegen
elkaar aangeleund. Sandra haar hoofd rustte met een wang op de tafel
voor haar. Ik tikte haar op haar schouder om haar wakker te maken. Haar
enige reactie was dat ze haar hoofd op haar andere wang draaide zonder
het van de tafel op te tillen. Daarna snurkte ze nog harder. Hierna
probeerde ik om Paula en Simon te wekken. Simon duwde mij in zijn slaap
hardhandig van hem en Paula weg zonder wakker te worden. Hij snurkte er
kwaadaardig bij. De situatie was hopeloos. Ik was de enige in de
wijnkelder die wakker was. Ieder moment kon de bloeddorstige griffioen
toeslaan. Alleen Jasper kon mij helpen. Ik rende de trap op en naar het
bankje onder het afdakje. Het bankje was leeg! Jasper was eraf gerold
en lag op de grond in een diepe slaap. Hij ademde regelmatig maar
reageerde nergens op. Jasper slaapt altijd heel vast. Nu was de
situatie nog hopelozer! Jasper kon mij ook niet helpen. Ik stond er
helemaal alleen voor. Toen gebeurde het. Om precies te zijn gebeurde
het terwijl ik de trap afging de wijnkelder in om nog eens te proberen
Sandra wakker te maken. Halverwege de trap zag ik over de vloer van de
schaars verlichte wijnkelder iets bewegen dat op vier poten richting
Sandra sloop. Mijn adem stokte in mijn keel. Wat moest ik doen?
Vluchten en Sandra als prooi voor de griffioen achterlaten? Mijn handen
voor mijn ogen houden om te kijken of ik droomde? Mijn innerlijke
tweestrijd duurde niet lang. De donkere schim kroop snuffelend dichter
naar Sandra toe. Ik bedacht mij geen moment meer. Heldhaftig stormde ik
de trap af. Ik struikelde bij de laatste tree. Weerloos lag ik op de
vloer van de wijnkelder. Ik draaide mij op mijn rug om mijzelf te
verweren maar de zwarte viervoeter sprong al boven op mijn borst en
opende een naar rotte vis stinkende bek vol vervaarlijk uitziende
tanden. Het beest drukte een natte neus tegen mijn wang en likte mij
met een lange tong. Het was Fifi. Het was het ruwharige hondje van de
wijngaard. Fifi sprong weer van mij af en begon te blaffen. Het lawaai
veroorzaakte bij de slapers geen andere reactie dan een luide snurk.
Het dier rende van mij weg en verdween achter een groot wijnvat. Ik
stond op. Even later kwam Fifi weer terug en sprong tegen mijn benen op
en blafte weer. Steeds rende het op en neer tussen mij en het grote
wijnvat. Het was alsof het dier mij iets wilde laten zien. Ik liep met
Fifi mee en keek achter het wijnvat. Het was er donker en ik kon niets
zien. Fifi sprong opgewonden tegen mij op. Ik liep naar de tafel met
lege wijnflessen om de zaklamp te pakken die Simon daar had neergelegd.
Het hondje beet in mijn broekspijp. Het trok mij mee naar het wijnvat
en liet mij daar los om vervolgens in de muur te verdwijnen. Ik scheen
met de zaklamp achter het vat. Vlak boven de vloer was een opening in
de muur van ongeveer driekwart meter breed en een halve meter hoog.
Hierdoor stak Fifi haar kop naar buiten en ze blafte ongeduldig. Als ze
maar niet dacht dat ik door dat gat zou gaan! Misschien was dit wel het
hol van de griffioen! Mijn angst maakte mij nieuwsgierig. Lag de
griffioen daar in zijn hol? Mijn nieuwsgierigheid werd sterker dan mijn
angst. Ik ging op mijn buik liggen om door het gat naar binnen te
kijken. Een warme wind blies in mijn gezicht. Het was niet nodig om met
de zaklamp naar binnen te schijnen. Ik zag een ruime gang die verlicht
werd door fakkels aan de muren. In de verte hoorde ik zacht muziek van
een strijkorkestje. Ik hield mijn handen voor mijn ogen. Ik kon niet
door mijn handen heen kijken. Bovendien kon ik ook niet door de muur
heen kijken behalve dan door het gat. Het was duidelijk dat ik niet
droomde. Fifi liep blaffend door de gang op en neer om te vertellen dat
ik met haar mee moest komen. Het was net alsof ik haar verstond.
Sterker nog. Ik verstond haar. Fifi vertelde over een schatkamer die ze
ontdekt had en die zij mij wilde laten zien. Tot mijn verbazing voelde
ik geen verbazing dat ik het geblaf van het hondje begreep. Ik voelde
een onweerstaanbaar verlangen in mij oplaaien om de schat te vinden. Ik
kroop door het gat naar binnen. De zaklamp liet ik achter op de vloer
van de wijnkelder. Eenmaal door het gat kon ik makkelijk staan. De gang
was hoog genoeg. Fifi rende voor mij uit in het flakkerende licht van
de fakkels. Ik liep achter haar aan. De gang ging langzaam omlaag. De
muziek klonk steeds luider. Zo nu en dan passeerde ik een donkere
zijgang. Soms wachtte Fifi hier op mij om mij de weg te wijzen. Zodra
ik achter Fifi aan de zijgang was ingegaan dan ontbrandden er fakkels
aan de muren en gingen de fakkels uit in de gang waar ik net uit was
gekomen. Ik had het gevoel dat ik uren lang door de gangen dwaalde.
Tenslotte zag ik aan het einde van de gang in de verte een feller licht
dan dat van fakkels. Ik kwam uit in een grote zaal die verlicht werd
door tientallen kaarsen. Aan de muren hingen tapijten en ook de vloer
was ermee bedekt. In de lucht zweefden violen waarvan de snaren door
snel bewegende strijkstokken in trilling werden gebracht. Ik greep naar
een viool maar het muziekinstrument vloog buiten mijn bereik omhoog
naar de zoldering van de zaal zonder dat de strijkstok ophield de
snaren te beroeren. In het midden van de zaal zag ik een tafel met vier
stoelen. Op de tafel lag bij iedere stoel een hoopje gouden
muntstukken. Midden op de tafel lagen speelkaarten van een soort dat ik
nog nooit eerder had gezien. Toch kwamen de kaarten mij vertrouwd voor.
Fifi ging onder de tafel op het tapijt liggen en rolde zich op om te
gaan slapen. Dit was de schatkamer die Fifi mij wilde laten
zien! Ik ging van stoel naar stoel om de muntstukken in de
hoopjes te tellen. De goudstukken maakten een helder geluid. Zestig
muntstukken lagen in ieder hoopje. Ik was net klaar met het tellen van
het laatste hoopje goudstukken toen de violen ophielden met spelen.
Drie mannen kwamen uit de gang waaruit ik zelf even daarvoor de zaal
was binnengegaan. Ze droegen ouderwetse kostuums. Lang haar viel over
de kanten kragen op hun schouders. Ze hadden snorren en puntbaardjes.
Aan hun zij droegen ze een degen. Ze maakten een diepe buiging voor mij
waarbij de punten van hun degen op grond kletterden. Daarna kwamen ze
bij mij aan de tafel zitten. Eén van hen pakte de kaarten en schudde
ze. Hij gaf de geschudde kaarten aan zijn buurman die ze deelde. Ik
pakte mijn kaarten en bekeek ze. Het was mij precies duidelijk wat ik
met de vreemde kaarten moest doen. Alle spelregels waren mij bekend.
Zonder een woord te spreken werd er gespeeld met de goudstukken als
inzet. De eerste drie rondes won ik en ik werd begerig om alle
goudstukken te winnen. Daarna verloor ik vier rondes achter elkaar.
Hierna verhoogde ik verbeten steeds mijn inzet om mijn verlies goed te
maken maar op één ronde na bleef ik verliezen. Uren duurde het spel en
de kaarsen raakten opgebrand. Ik zette mijn laatste goudstuk in en
verloor. De kaarsen doofden. Het was pikdonker. De stoel verdween onder
mijn zitvlak vandaan en ik viel op de kale vloer. Luid gelach klonk
vanuit alle hoeken van de zaal.
“Daar ligt Ronald!” hoorde ik de stem van Sandra roepen. “Hij is
ongedeerd!”
Ik opende mijn ogen maar sloot ze snel weer. De felle lichtbundels van
vier zaklampen schenen in mijn gezicht. Een ruwharig hondje likte mijn
wangen. Het was Fifi.
“We zijn zo ongerust geweest!” zei Sandra terwijl ze mij overeind
hielp.
“We dachten dat je door de griffioen was meegesleurd” zei Paula.
“Als Fifi ons niet geholpen had dan hadden we je nooit gevonden” zei
Simon.
“We hebben de halve ochtend in dit ondergronds doolhof achter haar
aangelopen ” zei Jasper.
“Is het ochtend?” vroeg ik.
“Half negen om precies te zijn” antwoordde Simon. “Hoe ben je hier
in
vredesnaam gekomen zonder zaklamp?”
“Gewoon” antwoordde ik. “Achter Fifi aangelopen net als jullie.”
“Laten we weer teruggaan naar de wijnkelder” zei Paula. “Ik krijg hier
de koude rillingen.”
“Voordat jullie kwamen was het hier warm” zei ik. “Er brandden heel
veel kaarsen. En ik heb kaart gespeeld maar ik heb al mijn goudstukken
verloren.”
“Heb je met deze kaart gespeeld?” vroeg Simon. Hij raapte een
speelkaart van de grond op en scheen er met zijn zaklamp op.
“Wat is dat voor rare kaart?” vroeg Sandra.
“Dat is er één uit een tarotspel” zei Paula. “De kaart ziet er oud uit.”
“Er liggen er nog meer” zei Simone en hij bukte weer. “Een compleet
spel” zei hij nadat hij alle kaarten van de grond verzameld had.
“Met tarotkaarten wordt toch de toekomst voorspeld?” vroeg Sandra.
“Tegenwoordig worden ze daarvoor gebruikt maar vroeger werd er gewoon
mee gespeeld” zei Simon. “We nemen de kaarten mee. Laten we snel
teruggaan naar de wijnkelder. Als we over een uur niet terug zijn dan
waarschuwt Jonge Jean de reddingsdienst.”
“Je kunt de kaarten beter hier laten” zei ik. “Anders worden de drie
mannen boos.”
“Welke mannen?” vroeg Simon.
“Waarmee ik kaart gespeeld heb.”
Ondanks mijn waarschuwing stak Simon de kaarten in zijn zak. Ik kreeg
een zaklamp in mijn hand gedrukt. Ik scheen in het rond. De gladde
rotswand was kaal en ook op de grond lagen geen tapijten. Nergens was
een tafel met stoelen te zien.
“Ik heb tekens op de muren gemaakt om de weg terug te vinden” zei
Jasper.
De tekens waren niet nodig. Fifi liep voor ons uit en wees ons de weg.
Na een lange tocht door de gangen kropen we één voor één door het gat
in de muur de wijnkelder in waar we opgewacht werden door een bezorgde
Jonge Jean. Even later stonden we in de ochtendzon buiten bij het
bankje van Oude Jean die rustig naar ons keek en wijn dronk.
Hier vertelde ik mijn verhaal. Dat ik Fifi aan had gezien voor de
griffioen. Dat ik achter haar aangelopen was naar de schatkamer. Dat ik
daar met de drie mannen kaart gespeeld had en al mijn goudstukken had
verloren.
“Ongelooflijk!” zei Jasper. “Je had vast teveel wijn gedronken.”
“Geen druppel!” riep ik verontwaardigd. “Ik was veel te bang voor de
wraak van de griffioen als we stiekem van de wijn dronken.”
“Kom nou” zei Simon. “Je wilt toch niet beweren dat ik samen met Paula
en Sandra vier flessen heb leeg gemaakt en dat jij daar niets van hebt
gekregen? Zelfs geen slokje? Je hoeft je geen zorgen te maken. Ik heb
Jonge Jean al netjes voor de wijn betaald zodra hij ons vanochtend in
de wijnkelder wakker maakte.”
“Jonge Jean heeft jullie wakker gemaakt?” vroeg ik.
“Om zes uur” antwoordde Simon. “Meneer en mevrouw Koriander waren
erbij. Ze wilden zien hoe we de nacht door waren gekomen. Ik heb
trouwens helemaal geen hoofdpijn van de wijn.”
“Ik ook niet” zei Sandra.
“Uitstekende wijn” zei Paula en ze herhaalde dit in het Frans.
Jonge Jean knikte instemmend en Oude Jean hief lachend zijn glas.
“Waar zijn meneer en mevrouw Koriander nu?” vroeg ik.
“Die zijn weggegaan om te ontbijten zodra ze zagen dat niemand door de
griffioen was opgegeten” antwoordde Jasper.
“Waren ze niet ongerust dat ik er niet was?”
“Mevrouw Koriander zei dat ze wel wat beter te doen hadden dan op zoek
te gaan naar verdwenen personeelsleden” zei Jasper.
“Wat harteloos!” riep ik verontwaardigd.
“Er lag geen afgekloven skelet en uit het gedrag van Fifi maakten we op
dat je met jouw dronken kop door het gat in de muur was gekropen” zei
Jasper.
“Ik was niet dronken!”
“Waarom ben je dan door het gat gegaan?” vroeg Jasper.
“Omdat Fifi mij vertelde dat er een schatkamer was” antwoordde ik.
“Je kon dus hondengeblaf verstaan?”
“Dat was inderdaad wel vreemd” antwoordde ik.
“Zie je wel dat je dronken was” zei Jasper triomfantelijk. “Dat is de
enige verklaring.”
“We moeten Ronald even tot rust laten komen” zei Paula. “Misschien kan
hij zich dadelijk wel herinneren wat er echt is gebeurd.”
“Het is echt zo gebeurd!” zei ik. “Ik kon niet door mijn handen heen
kijken en ook niet door de muren!”
“Dan was het echt” zei Sandra.
“Ik vind het verhaal van Ronald bizar maar toch geloof ik hem” zei
Simon. “Hoe kan hij anders zo ver het gangenstelsel zijn ingelopen?
Overigens wisten Jonge Jean en Oude Jean wel dat er gangen onder het
kasteel door lopen maar zij hadden geen idee dat het zo een uitgebreid
netwerk is. Ze zijn zelf nooit naar binnen gegaan. Uit vrees voor de
griffioen. Jonge Jean durfde daarom vanochtend niet met ons mee door
het gat.”
Er klonk motorgebrom. Het kleine autootje van de vrouw van Jonge Jean
reed om de hoek van het kasteel en stopte bij de ingang van de
wijnkelder. Ze stapte uit en klapte de voorstoelen naar voren. Meneer
en mevrouw Koriander kropen vanaf de achterbank de auto uit. De vrouw
van Jonge Jean haalde manden met brood en thermoskannen uit de
achterbak. Eén mandje met brood was voor Oude Jean en de rest voor ons.
“Ontbijt!” riep Simon. “Daar ben ik ondertussen wel aan toe!”
We namen allemaal koffie behalve Oude Jean. Die dronk wijn.
Mevrouw Koriander zei iets in het Frans.
“Ze zegt dat ze samen met meneer Koriander vanochtend bij de geitenboer
is geweest” vertaalde Simon. “Die geitenboer vertelde een interessant
verhaal. Hij heeft Trichelet een geit verkocht en de volgende dag heeft
hij precies diezelfde geit van Oude Jean teruggekocht.”
Er ontspon zich een discussie tussen Jonge Jean en Oude Jean.
Uiteindelijk legde Oude Jean een bekentenis af. Hij vond het zonde om
een goede geit op te laten eten door de griffioen. Vlak voor
middernacht haalde hij de geit uit de wijnkelder en legde hij er een
oud geraamte voor in de plaats. Hij had dat skelet jaren geleden
gevonden in een ravijn en altijd gedacht dat het van een geit was.
“Oude Jean heeft het niet gedaan om iedereen te doen geloven in de
griffioen maar juist omdat hij zelf volledig overtuigd was van het
bestaan ervan” zei Paula.
“De griffioen bestaat niet” zei mevrouw Koriander. “Dat is nu wel
duidelijk. Jullie zijn de nacht in de wijnkelder ongeschonden
doorgekomen. Ik zie dat Naaktgeboren ook weer terecht is.”
Toen moest ik mijn avontuur aan meneer en mevrouw Koriander vertellen.
“En wij moeten geloven dat je geen druppel wijn gedronken hebt?” zei
mevrouw Koriander spottend.
“Het is echt gebeurd!” verdedigde ik mezelf tegen deze verdachtmaking.
“Simon heeft de speelkaarten.”
Simon liet de kaarten zien.
“Tarotkaarten” zei meneer Koriander. “Minstens driehonderd jaar oud.”
“Naaktgeboren heeft die kaarten gevonden en toen dat hele verhaal
verzonnen” zei mevrouw Koriander schamper.
“Ronald had geen zaklamp bij zich” zei Paula. “Het was pikdonker waar
we Ronald vonden en waar de speelkaarten lagen.”
“Hij heeft vast en zeker een lucifer aangestoken” zei mevrouw Koriander.
“Ik heb geen lucifers” zei ik boos.
“Dan heb je de kaarten op de tast als speelkaarten herkend” zei mevrouw
Koriander.
“Niet waar” zei ik verontwaardigd. “Ik ben achter Fifi aan gelopen naar
de schatkamer en die was verlicht met kaarsen en in de gangen ernaar
toe brandden fakkels.”
“Wacht eens even!” riep Simon plotseling. “Wat stom! Dat ik daar niet
eerder aan heb gedacht. Ronald vertelde dat hij Fifi eerst voor de
griffioen aan zag. Hij heeft het raadsel van de griffioen opgelost!
Fifi is de griffioen uit het oude dagboek van de kasteelheer. Niet Fifi
zelf maar een verre voorouder van Fifi. Griffon is in het Frans
griffioen maar ook de benaming voor een ruwharige hond. In het dagboek
staat dat er in hetzelfde jaar een rattenplaag heerste. De indringers
in de wijnkelder waren ratten die door de hond zijn doodgebeten. Ik kan
het laten zien in het dagboek.”
Iedereen ging naar binnen. Zelfs Oude Jean liep mee. In de zaal met de
glazen vitrine pakte Simon voorzichtig het oude dagboek. Hij wees de
passage aan over de rattenplaag en daarna het fragment over de
‘griffon’ die huis hield in de wijnkelder.
“Ik heb ‘tête’ altijd vertaald met ‘hoofd’ maar het kan ook ‘kop’
betekenen” zei Simon.
“Dat van die hond en die ratten daar heb ik vanochtend ook al aan
gedacht” zei mevrouw Koriander. Zo is mevrouw Koriander. Altijd als
iemand iets slims bedenkt dan zegt ze dat ze het zelf eerder had
bedacht. Oude Jean en Jonge Jean zeiden allebei iets in het Frans en
haalden hun schouders op en liepen weg.
“Oude Jean zegt dat hij het verhaal over de griffioen mooier vindt”
vertaalde Paula. “En Jonge Jean zegt dat je nooit kunt bewijzen dat
iets niet bestaat.”
“Ze geloven nog steeds in de griffioen” zei Sandra.
“Ze hebben er ook belang bij” zei Simon lachend. “Het sprookje over de
griffioen is onlosmakelijk verbonden met de wijngaard.”
“En daarom gaan wij er zeer discreet mee om!” zei meneer Koriander
streng. “Niets mag erover naar buiten komen!”
“We hebben dan wel zeer aannemelijk bewezen dat de griffioen een
fabeltje is maar we weten nog steeds niet wie er met de wijn heeft
geknoeid” zei Jasper.
“Dubbeldam!” zei mevrouw Koriander geïrriteerd. “Je kunt het
detectivewerk aan meneer en mij overlaten! Jullie gaan nu druiven
plukken. Wij ondervragen vanmiddag die Trichelet als hij naar de
druivenoogst komt kijken. Door jullie afwezigheid bij de pluk
vanochtend is er weer een flinke achterstand ontstaan. Daarom gaan
meneer Koriander en ik helpen bij de wijnoogst. Dat kan een stuk
sneller.”
Meneer en mevrouw Koriander liepen met ons mee over de terrassen van
het kasteel naar de wijngaard waar de plukkers druk in de weer waren.
Ik
vond de druivenoogst tof. Het plukken van een halve mand met druiven
was de vorige dag wel vermoeiend geweest maar vanochtend zouden meneer
en mevrouw Koriander meehelpen. Dat zou grappig zijn om te zien. Meneer
en mevrouw Koriander die druiven plukken. Daarna kon ik een dutje doen
om uit te rusten van de hele nacht kaartspelen. En als ik weer wakker
werd dan ging ik toekijken hoe Sandra en de jonge vrouwen uit het dorp
de druiven uitpersten met hun blote voeten. Leve de wijnoogst!
Mevrouw Koriander liep recht op Jonge Jean af en sprak hem aan. Ik kon
er geen woord van verstaan want het was in het Frans. Mevrouw Koriander
klonk kordaat en zelfverzekerd. Zo klinkt mevrouw Koriander altijd als
ze praat. Meneer Koriander zei tot slot ook wat. Daarna riep Jonge Jean
alle plukkers bij elkaar.
“Jonge Jean gaat op advies van meneer en mevrouw Koriander het plukken
anders organiseren” vertaalde Simon. “Er wordt vanaf nu met ploegen
gewerkt. Er is een plukploeg en een draagploeg. De plukploeg plukt en
vult de manden. De draagploeg brengt de volle manden naar de kar en
zorgt ervoor dat de plukkers meteen weer een lege mand krijgen als ze
een mand vol hebben. De plukkers hoeven dus niet meer zelf de volle
manden naar de kar te brengen en kunnen zo veel sneller doorplukken. Er
is ook een persploeg die de druiven uitperst. Jonge Jean rijdt zelf de
volle karren van de wijngaard naar de persploeg. Jonge Jean vraagt nu
wie er in de plukploeg wil.”
Paula en Simon stapten naar voren. Ook Jasper koos voor de plukploeg.
Een paar sterke jonge mannen en alle jonge vrouwen waren nog over.
Sandra was ook daarbij. Die ging vast druiven persen. Dat wilde ik ook.
Daarom ging ik niet mee met de plukploeg die de wijngaard in liep.
Meneer en mevrouw Koriander stonden ook nog bij Jonge Jean. Mevrouw
Koriander ging zeker druiven uitpersen en meneer Koriander die wilde in
de draagploeg. Dacht ik. De sterke jonge mannen liepen met lege manden
naar de plukkers. Meneer Koriander ging niet mee.
“Naaktgeboren!” zei mevrouw Koriander streng. “Sta niet zo te
treuzelen. Pak een mand en breng die naar de plukkers.”
“Ik ga in de persploeg” zei ik.
“Niets daarvan!’ riep mevrouw Koriander verontwaardigd. “Enkel jonge
vrouwen mogen de druiven uitpersen. Jij zit in de draagploeg. Had je
maar op tijd voor de plukploeg moeten kiezen.”
“En meneer Koriander dan?” vroeg ik verbaasd. “Die pakt ook geen mand
en die is ook geen jonge vrouw. Net als u.”
“Nog zo een brutaliteit en je bent ontslagen!” riep mevrouw Koriander
terwijl ze met haar voet op de grond stampte. Meneer en mevrouw
Koriander liepen de wijngaard uit.
“Jullie zouden helpen!” riep ik ze teleurgesteld na.
Meneer Koriander draaide zich om. “Ons werk zit erop. Wij hebben advies
gegeven aan Jonge Jean hoe de pluk sneller kan.”
Sandra ging met de andere jonge vrouwen naar de plek waar de druiven
geperst werden. Ik bleef alleen achter met een lege mand.
“Lege mand!” riep Simon vanuit de wijngaard.
Ik tilde de lege mand op. Die was niet zwaar. Dat viel mee. Ik bracht
de lege mand naar Simon. Hij wees op de andere mand die vol met druiven
was. Ik probeerde de volle mand op te tillen. Loodzwaar!
“Het is niet eerlijk dat ik nu enkel sjouwwerk moet doen en dat jullie
mogen plukken” zei ik tegen Simon.
“Je hebt zelf niet voor de plukploeg gekozen” zei Simon.
“Maar we kunnen elkaar toch afwisselen bij het sjouwen” zei ik.
“Het is juist de bedoeling van de taakverdeling dat we elkaar niet
afwisselen en dat iedereen doet waar ie het beste en het snelst in is”
zei Simon.
“Maar ik ben helemaal niet goed in sjouwen” zei ik.
“Maar nog minder goed in plukken” zei Simon. “Dus ben je het best in
sjouwen.”
“We kunnen de taakverdeling van meneer en mevrouw Koriander verfijnen
zo dat ik enkel lege manden naar de plukkers breng” zei ik. “Daar ben
ik goed in.”
“Dat heeft geen enkel zin” lachte Simon. “Dan lopen de andere sjouwers
met lege handen als ze de volle manden ophalen. Ik hijs de mand wel op
je rug.”
Voor ik het wist had ik een zware mand op mijn rug. Ik sjokte naar de
kar. Daar klom ik tree voor tree de ladder omhoog. Bovenaan de ladder
keerde ik de mand om in de kar. Ik zat net beneden aan de ladder bij te
komen van de inspanning toen Paula riep. “Lege mand!” Dat was mijn
specialiteit. Lege manden brengen naar de plukkers. Snel bracht ik de
lege mand naar Paula. Haar kon ik vast overtuigen van de voordelen van
mijn verfijnde taakverdeling waarbij ik enkel lege manden naar de
plukkers hoefde te brengen. Paula was in het Frans aan het praten met
een andere plukker. Ik zette de lege mand bij haar neer. Ze bleef in
het Franse doorkletsen en hees een volle mand op mijn rug. Weer sjokte
ik naar de kar. Mijn laatste hoop was nu dat Jasper het zou begrijpen
wat voor een verbetering een speciale lege mandenploeg zou zijn. Alle
anderen spraken alleen maar Frans en konden mij niet verstaan.
“Een verbetering voor jou en verder voor niemand anders” was het enige
wat Jasper zei toen ik hem een lege mand bracht en hem mijn idee
uitlegde. Voor de derde keer moest ik met een volle mand naar de kar
onder de onbarmhartig brandende najaarszon. Stap voor stap zeulde ik de
zware mand voort. Links en rechts werd ik ingehaald door de andere
leden van de draagploeg met volle manden op hun rug. Uitslovers waren
het! Ze riepen mij lachend een Frans woord toe. Paula vertelde mij
later dat het slak betekende. Wat een overdreven onzin! Slak! Een slak
draagt een heel huis en ik droeg enkel een mand met druiven. Wel een
zware mand. Ik was dan ook erg bij toen halverwege de afstand naar de
kar een mij tegemoet lopende sjouwer zijn lege mand met mij ruilde voor
mijn volle mand. Een toffe kerel was dat. Helemaal geen uitslover! Het
was flauw dat iedereen ons zo hard uitlachte en van alles in het Frans
toeriep. Vreemd genoeg lachte mijn redder het hardst van allemaal.
Helaas was de hulp eenmalig. Mand na mand moest ik sjouwen. Ik
vervloekte de wijnoogst. Ik had er een hekel aan. Altijd al gehad. Ik
hoopte maar dat meneer en mevrouw Koriander snel de dader van de
wijnknoeierij konden vinden. Meneer en mevrouw Koriander vertrekken
altijd direct als ze ergens een zaak hebben opgelost. Zodra het
detectivewerk klaar was dan hoefde ik niet meer te helpen bij de
wijnoogst.
De vrouw van Jonge Jean kwam met de lunch. Eindelijk! Ik was te moe om
te eten maar ik had dubbel zoveel dorst. Ik pakte een kruik wijn aan
van Sandra die samen met de andere jonge vrouwen van de persploeg
voor de lunch was gekomen. De koele wijn stroomde mijn keel in. Daarna
gaf ik de kruik
weer terug aan Sandra. Een glimmende terreinwagen stopte naast het
kleine autootje van de vrouw van Jonge Jean.
“Daar heb je Trichelet” zei Paula.
Een man met een duur pak en een lange baard stapte uit. Zijn baard kwam
bijna tot zijn middel. Er was iets vreemds met die Trichelet. Snuiters
in dat soort snelle pakken hebben meestal geen lange baard tot hun
middel. En mannen met zo een lange baard dragen nooit van die snelle
pakken.
“Als meneer en mevrouw Koriander hem willen ondervragen dan moeten ze
snel zijn” zei Simon. “Die Trichelet is altijd zo weer weg.”
“Daar komen ze al aan” zei Jasper.
Meneer en mevrouw Koriander liepen recht af op de snuiter met het
snelle pak en de lange baard die in gesprek was met Jonge Jean. Ze
schudden elkaar de hand. En toen gebeurde er iets geks. Heel snel
gebeurde het. Het kan zijn dat ik niet alles gezien heb door de
vermoeidheid en de wijn. Ook moest ik zo nu en dan mijn handen voor
mijn ogen houden om te zien of het geen droom was. Wat ik gezien heb
was het volgende. Sandra en Paula en Simon en Jasper zeggen allemaal
dat ze hetzelfde hebben gezien. Vanachter een wijnstok kwam plotseling
Fifi tevoorschijn. Het hondje rende op Trichelet af en sprong omhoog en
hapte in de punt van de lange baard. Even bungelde het dier in de lucht
met haar vier pootjes om zich heen spartelend. Toen viel Fifi met baard
en al op de grond. Trichelet had een gladgeschoren kin. Fifi rende
triomfantelijk een rondje met haar prooi die ze vervolgens in stukken
scheurde. Plukken haar vlogen in het rond. De plukkers wezen naar de
snuiter in het snelle pak en met de gladde kin en riepen “Dupont!” Ze
grepen trossen druiven en bekogelden hem. Op zijn dure pak kwamen rode
vlekken. Hij vluchtte zijn terreinwagen in. Druiven spatten kapot op de
glimmende lak. Vanuit de terreinwagen werden door een klein kiertje in
het autoraampje papiersnippers naar buiten gegooid. Met de
ruitenwissers aan reed de snuiter langs de woedende menigte. Sommige
plukkers renden hem na met druiventrossen in de handen totdat hij uit
het zicht was verdwenen. Jonge Jean raapte een paar papiersnippers op
en sloeg zijn handen voor zijn ogen. Hij wilde kijken of hij niet
droomde. Denk ik. Meneer en mevrouw Koriander raapten ook
papiersnippers op en liepen er mee naar Jonge Jean die somber keek. Ze
praatten een lange tijd met elkaar. Ook onder de plukkers klonk een
druk geroezemoes.
“Dubbeldam en Naaktgeboren!” riep mevrouw Koriander tenslotte.
“Juffrouw Sandelhout. De zaak hier is opgelost ook al is dat niet door
meneer Koriander en mij gebeurd maar door dat zwarte mormel!” Mevrouw
Koriander wees naar Fifi die tevreden met haar voorpoten op de
restanten van de baard lag.
“Gaan wij weer naar huis?” vroeg ik hoopvol.
“Voorlopig niet” zei meneer Koriander. “We hebben nog veel met Oude
Jean en Jonge Jean te bespreken. Vanavond in het hotel horen jullie wel
waarover.”
“Tijdens het avondeten?” vroeg Simon.
“Nee daarna” antwoordde mevrouw Koriander. “Meneer Koriander en ik eten
vanavond niet in het hotel. Wij zijn te gast bij Oude Jean en Jonge
Jean. Vanmiddag helpen jullie met de oogst. Dat heb wij met Jonge Jean
afgesproken. Wij betalen jullie loon dus jullie moeten goed je best
doen!”
“Nog een hele middag lang zware manden sjouwen!” riep ik vertwijfeld.
“Ik kan aan Jonge Jean vragen of hij het goed vindt dat je van de
draagploeg overstapt naar de plukploeg” zei Simon lachend. Dat aanbod
nam ik met beide handen aan. Simon vroeg het in het Frans aan Jonge
Jean. Die vond het direct goed. Jonge Jean lachte mij vrolijk toe. Zijn
somberheid was helemaal verdwenen. Ik liep met Paula en Simon en Jasper
mee met de plukploeg de wijngaard in. De andere plukkers bleven nog
even met Jonge Jean praten voordat ze achter ons aan kwamen. Maar
liefst twee volle manden plukte ik die middag en die hoefde ik niet
zelf naar de kar te sjouwen. Het ploegensysteem van meneer en mevrouw
Koriander was tof! Druiven plukken is puik!
‘s Avonds in het hotel aten Paula en Simon gezellig aan dezelfde tafel
als Sandra en Jasper en ik. Paula en Simon hadden niet weer trek in de
bonensoep die we van mevrouw Koriander moesten eten om het
standsverschil te benadrukken maar Paula en Simon vonden het zielig
voor ons als zij iets anders bestelden. Daarom trakteerden ze ons en
aten we allemaal omelet met paddenstoelen. Dat smaakte verrukkelijk.
Paula en Simon zijn aardige lui. Echte kunstenaars.
“Het had weinig gescheeld of de andere plukkers hadden vanmiddag het
werk neergelegd” zei Paula tijdens de koffie na het eten.
“Eerst was dat uit protest tegen Dupont oftewel Trichelet” zei Simon.
“Ze waren woedend dat hij compagnon was van Oude Jean en Jonge Jean en
daarom weigerden ze in de wijngaard te werken.”
“Waarom hebben ze een hekel aan die Dupont?” vroeg ik. “Omdat hij een
valse baard draagt? En een valse naam gebruikt?”
“De nepbaard en de valse naam had hij om niet herkend te worden” zei
Paula lachend.
“Hij wil de wijnbouw volledig automatiseren” zei Simon.
“Hij bezit tientallen wijngaarden waar geen mens meer werkt. Alles
wordt door robots gedaan inclusief het wijn maken. Duizenden mensen
hebben door zijn robots hun baan in de wijnbouw verloren.”
“Wat een schurk!” riep ik verontwaardigd. “Druiven plukken is
ontzettend leuk en door hem kunnen al die mensen dat niet meer doen! En
die boef is compagnon van Oude Jean en Jonge Jean!”
“Niet meer” zei Simon. “De papiersnippers die hij uit zijn auto gooide
dat was de samenwerkingsovereenkomst met Oude Jean en Jonge Jean.
Volgens de overeenkomst kon hij zich op ieder moment uit de wijngaard
terug trekken en dat heeft hij dus gedaan zodra hij ontmaskerd werd.”
“Toen de plukkers van Jonge Jean hoorden dat Dupont geen compagnon meer
was toen wilden ze nog steeds niet aan het werk” zei Paula. “Ze zijn
bang dat Jonge Jean en Oude Jean de lonen niet meer kunnen betalen. Ze
gingen pas aan het werk toen ze zagen dat wij buitenlanders gewoon
druiven gingen plukken. Dat kwam hun eer als Fransen te na.”
“Wat ze niet weten is dat jullie door meneer en mevrouw Koriander
worden betaald en dat wij twee als vriendendienst zonder loon druiven
plukken” zei Simon.
“Kunnen Oude Jean en Jonge Jean de lonen betalen?” vroeg Jasper.
“Ik ben bang van niet” zei Simon. “Zonder het geld van Dupont alias
Trichelet is de wijngaard failliet.”
“Wat gebeurt er als de plukkers daar morgen toch achterkomen?” vroeg
Sandra.
“Dan worden de druiven niet meer geplukt en gaat de oogst verloren” zei
Paula.
“Dat gevaar is geweken” klonk plotseling de stem van mevrouw Koriander.
Zij en meneer Koriander waren ongemerkt het restaurant van het hotel
binnengekomen en stonden naast onze tafel. Jasper stond snel op om
stoelen voor hun bij te schuiven. Meneer en mevrouw Koriander gingen
zitten en bestelden koffie bij de ober.
“Wij hebben samen met Oude Jean en Jonge Jean vanavond nog eens de
boekhouding van de wijngaard bekeken” zei meneer Koriander.
“Het lijkt ons een prima investering. Wij worden compagnons. De lonen
van de plukkers kunnen gewoon betaald worden.”
“Morgen gaan we naar huis” zei mevrouw Koriander. “Het detectivewerk is
afgerond.”
“Wat jammer” zei ik. “Ik was graag nog gebleven om druiven te plukken.”
“Dat is nergens voor nodig” zei mevrouw Koriander. “Er zijn plukkers
genoeg en er is geen achterstand meer.”
“U zei dat het detectivewerk klaar is” zei Jasper. “Heeft u dan al de
dader gevonden die met de wijn heeft geknoeid? Mevrouw? Meneer?”
“Dat is natuurlijk Dupont” zei mevrouw Koriander. “Wie anders?”
“Dupont staat erom bekend dat hij voor weinig geld wijngaarden opkoopt
die in de problemen zijn gekomen” zei meneer Koriander. “Bijvoorbeeld
omdat er met de wijn is gesjoemeld. Er heeft altijd al het vermoeden
bestaan dat hij de problemen op die wijngaarden zelf veroorzaakt had
met behulp van handlangers die op die wijngaarden werkten. We weten nu
dat Dupont er niet vies van is om in vermomming zelf het vuile werk op
te knappen.”
“Het moment dat Dupont zijn nepbaard kwijt raakte toen wist Jonge Jean
dat hij de dader moest zijn” zei mevrouw Koriander.
“Dankzij Fifi” zei Paula.
“De griffon heeft opnieuw de wijngaard beschermd tegen indringers”
zei Simon lachend. “Ook al is deze griffon geen griffioen maar een
zwart ruwharig hondje” voegde hij er aan toe.
“Ik snap niet hoe Dupont met de wijn heeft kunnen knoeien als hij zo
bang was voor de griffioen” zei Sandra.
“Dupont was helemaal niet bang voor de griffioen” zei meneer Koriander.
“Hij deed net alsof hij bang was om zichzelf een alibi te verschaffen.
Hij heeft waarschijnlijk gezien hoe Oude Jean het geitje uit de
wijnkelder haalde. Dupont sliep die nacht op het kasteel.”
“Wij hebben ook bedongen dat we gebruik mogen maken van het kasteel
wanneer we dat willen” zei mevrouw Koriander tevreden. “We kunnen er
zelfs gaan wonen.”
“Dat wilt u toch niet” riep ik verbaasd. “Het spookt er!”
“Je gelooft dus zelfs nog steeds jouw eigen verhaal over die
kaartspelers en dat je tijdens de wacht in de wijnkelder geen druppel
wijn gedronken hebt!” zei meneer Koriander lachend. Iedereen lachte met
hem mee. Behalve ik. Ik wist wel beter. Ik had het zelf meegemaakt.
Twee dagen had ik druiven geplukt. Drie weken had ik nodig om uit te
rusten. De hele terugreis uit Frankrijk had ik geslapen naast Sandra op
de achterbank van het dafje van Jasper. Daarna had ik iedere dag tot
drie uur ‘s middags uitgeslapen. Na drie weken uitslapen werd ik op een
ochtend weer rond de gebruikelijke klok van half twaalf wakker. Ik was
kennelijk uitgerust. Ik lag mij net af te vragen wat ik zou gaan doen
nu ik zo ontzettend vroeg wakker was toen beneden de voordeurbel van
het atelier klonk. Geen probleem. Paula of Simon doen altijd de deur
open als ze in het atelier zijn. Weer klonk de bel. Paula en Simon
waren niet in het atelier. Ik stond op en trok snel een broek en een
T-shirt aan. Weer klonk de bel. Het was vast en zeker Jasper. Die is
altijd zo ongeduldig. Ik ging de trap van mijn vliering naar het
atelier af en liep door het atelier naar de voordeur. Het was Jasper.
“Dag Ronald” zei hij. “Dat duurde weer lang voordat je bij de deur was.”
“Ik moest van mijn vliering komen. Paula en Simon zijn er kennelijk
niet.”
“Dat weet ik” zei Jasper. “Ik heb ze daarnet bij meneer en mevrouw
Koriander gezien.”
“Mag ik binnenkomen?” vroeg Jasper nog steeds in de deuropening. “Ik
heb nieuws!”
“Dat mag wel groot nieuws zijn als je mij daarvoor zo vroeg komt
storen” zei ik en ik stapte opzij om Jasper binnen te laten.
“Meneer en mevrouw Koriander gaan terug naar het wijnkasteel in
Frankrijk” zei Jasper terwijl hij het atelier in liep.
“Gaan ze druivenplukken?” vroeg ik. Ik deed de deur weer dicht.
“Nee” antwoordde Jasper. “De wijnoogst is voorbij. Ze gaan er wonen.”
“In dat spookkasteel? Zij liever dan ik. Mij krijgen ze met nog geen
stok terug naar die griezelige bedoening. Hoe lang willen ze in
Frankrijk blijven?”
“Voor altijd. De villa op Het Kopje is al verkocht. Ze worden
landverhuizers.”
“Wat een uitslovers!” riep ik. “Willen ze dit hele land verhuizen met
iedereen erin? Een land kun je toch niet verhuizen!”
“Zo heet dat als je naar een ander land verhuist” zei Jasper. “Dan ben
je een landverhuizer. Er is ook nog een ander moeilijk woord voor maar
dat ben ik vergeten.”
“Dat kunnen we aan Sandra vragen als we haar zien” zei ik. “Sandra kent
heel veel moeilijke woorden. Ik zal meneer en mevrouw Koriander wel een
beetje missen maar ik ben blij dat ik nu nooit meer voor ze hoef te
werken. Dat is altijd zo vermoeiend!”
Ik wilde Jasper voor gaan op de trap naar mijn vliering toen mij iets
te binnen schoot.
“Als meneer en mevrouw Koriander hun villa op Het Kopje hebben verkocht
waar moet jij dan wonen?” zei ik onderaan de trap.
“Daarvoor kom ik langs” zei Jasper. “Daar wil ik met jou over praten.”
“Als je maar niet denkt dat je bij mij op de vliering kunt intrekken”
zei ik snel. “Je bent mijn beste vriend maar ik hoef je niet iedere dag
te zien. Bovendien sta je altijd veel te vroeg op!”
“Ik hoef helemaal niet bij jou op de vliering in te trekken” zei
Jasper. “Ik ga met meneer en mevrouw Koriander mee naar Frankrijk. Ik
mag op het wijnkasteel wonen en ik krijg een vast salaris als chauffeur
en klusjesman.”
Verbijsterd ging ik op de onderste trede van de trap zitten. “Jij laat
mij in de steek!” riep ik onthutst. “Je bent mijn beste vriend! Als jij
naar Frankrijk verhuist dan kan ik jou niet meer iedere dag zien!”
“Je kunt meegaan” zei Jasper. “Meneer en mevrouw Koriander zoeken nog
een tuinman voor het kasteel. Je mag dan ook op het kasteel wonen.”
“Tuinman!” riep ik vol afschuw. “Dat is zwaar werk! En ik ga
nooit van mijn leven op dat kasteel wonen met die enge griezels die de
hele nacht kaart willen spelen met goudstukken als inzet. Ga jij maar
met meneer en mevrouw Koriander naar Frankrijk. Ik blijf hier veilig op
mijn vliering boven het atelier. Gezellig bij Paula en Simon. En bij
Sandra!”
De voordeur van het atelier ging open. Het waren Paula en Simon.
“We hebben groot nieuws!” riep Simon.
“Dat weet ik al” zei ik vanaf mijn zitplaats op de onderste tree van de
trap. “Dat heb ik al van Jasper gehoord. Meneer en mevrouw Koriander
gaan voor altijd op het wijnkasteel in Frankrijk wonen. Jasper gaat met
hen mee. Hij wordt hun chauffeur en klusjesman.”
“Dat is nog niet alles!” zei Paula. “Er is nog iets anders dat Jasper
jou nog niet verteld kan hebben omdat we het net besloten hebben.”
“Paula en ik gaan ook Frankrijk” zei Simon. “We gaan met meneer en
mevrouw Koriander mee. We gaan ook op het kasteel wonen. We mogen er
een atelier inrichten.”
“Nu kan ik eindelijk het landschap rond het wijnkasteel in alle vier de
jaargetijden schilderen” zei Paula.
“Prima” zei ik terwijl ik opstond. “Ik pas wel op het atelier hier.”
“Je hebt het niet helemaal goed begrepen” zei Simon.
“Wij gaan voor altijd in Frankrijk wonen!” zei Paula.
“We hebben dit atelier niet meer nodig” zei Simon.
“Wij gaan vanmiddag de huur opzeggen” zei Paula.
Met stomheid geslagen ging ik weer op de onderste traptree zitten.
“Jullie laten mij allemaal in de steek!” zei ik met een nauwelijks
verhuld verwijt in mijn stem.
“Niet noodzakelijk” zei Paula. “Je kunt met ons mee. Je kan tuinman
worden voor meneer en mevrouw Koriander.”
“Het spookt daar!” riep ik.
“De enge griffioen is een lief hondje dat Fifi heet” zei Paula.
“Ik bedoel niet de griffioen” zei ik. “Ik bedoel de kaartspelers die ik
in de gangen onder het kasteel ben tegengekomen!”
“Die zijn er alleen als je teveel wijn op hebt” zei Simon lachend.
“Ik had geen wijn gedronken die nacht in de wijnkelder!” riep ik
verontwaardigd.
“Als je niet mee wilt naar Frankrijk dan hebben we een probleem” zei
Paula. “Je kunt hier niet op de vliering blijven wonen als we het
atelier niet meer huren.”
“Dat is helemaal geen probleem” zei ik. “Ik ga wel bij Sandra wonen.
Sandra laat mij tenminste niet in de steek.”
Er werd aan de voordeur gebeld. Paula deed open en Sandra kwam binnen.
“Sandra!” riep ik enthousiast terwijl ik van de traptree opstond.
“Jasper en ik wilde jou wat vragen. Weet jij een moeilijk woord voor
landverhuizer?”
“Emigrant” antwoordde Sandra. “Grappig dat je daar naar vraagt.”
“Dat komt omdat we het erover hadden dat meneer en mevrouw Koriander
emigranten worden” zei ik. “En Jasper en Paula en Simon ook” voegde ik
er met een boze blik vol verwijt aan toe.
“Ik ook” zei Sandra opgewekt. “Ik word ook een emigrant. Ik ga naar
Frankrijk samen met meneer en mevrouw Koriander. Ik word kokkin op het
kasteel. Meneer en mevrouw Koriander willen er een gastenverblijf voor
kunstenaars van maken waar ze in alle rust kunnen schilderen.”
“Zelfs jij laat mij in de steek!” riep ik en ik plofte neer op de
onderste tree. Mijn wereld was in elkaar gestort. Wat moest ik doen
zonder Sandra? En zonder Paula en Simon? En zonder Jasper? Waar moest
ik wonen? Van wie kon ik dan geld lenen?
”Maar ik ga alleen als jij meegaat!” zei Sandra met haar lieve stem.
“Als jij niet meegaat dan blijven wij ook hier!” zei Paula.
“Dan zeggen we de huur van dit atelier niet op en dan blijven we hier
werken” zei Simon.
“Mij maakt het niet uit of Ronald meegaat” zei Jasper. “Ik zou wel gek
zijn om hier te blijven. Meneer en mevrouw Koriander bieden mij een
mooi salaris. Au!” Simon had Jasper een por in zijn ribben gegeven. “Ik
ga ook niet zonder jou!” riep Jasper snel terwijl hij nog naar adem
hapte.
Ik was diep ontroerd. Sandra en Paula en Simon en Jasper waren echte
vrienden. Zonder mij gingen ze niet naar Frankrijk! Maar dan kreeg
Jasper geen mooi salaris van meneer en mevrouw Koriander. Dan kon Paula
het landschap rond het kasteel niet in alle vier de jaargetijden
schilderen. Dan werd Sandra geen kokkin in het gastenverblijf voor
kunstenaars. Ik mocht niet alleen aan mijzelf denken. Mijn vrienden
hadden alles voor mij over. Ik moest ook iets over hebben voor mijn
vrienden. Ik was al eens eerder tuinman geweest bij mevrouw Koriander.
Dat was best meegevallen. Ik had toen ontspannen op de steel van een
hark geleund. En voorlopig was het winter en was er niets te doen in de
tuin van het kasteel. Op de slaapkamers van het kasteel stonden
fantastische hemelbedden. Die wilde ik graag uitproberen.
“Goed!” zei ik. “Ik ga mee. Ik word tuinman op het kasteel. Op één
voorwaarde! Dat ik nooit meer die enge wijnkelder en die griezelige
gangen in hoef te gaan.”
“Natuurlijk niet!” zei Simon lachend. “Als tuinman heb je er niets te
zoeken. Er groeien geen planten!”
Sandra viel mij om de hals en zoende mij op beide wangen. Zo werd ik
tot mijn eigen verbazing zelf ook een landverhuizer.
We woonden vier maanden op het kasteel toen het spoken begon. Sandra
sprak al aardig Frans en ik kende ook twee woorden. Oui en merci. De
verhuizing naar Frankrijk was erg vermoeiend. Met mijn eigen spullen
was ik zo klaar. Die pasten in één tas. Daarna hielp ik in het atelier
met het inpakken van de schildersbenodigdheden van Paula en de
computers van Simon. Toen kwam Jasper mij ophalen. Ik moest helpen bij
de villa van meneer en mevrouw Koriander. Wat hadden die een hoop
spullen. Kopjes en glazen en borden en bestek. En meubels. Hele zware
meubels. Alles moest in een vrachtwagen geladen worden. De vrachtwagen
was van Gustave. Gustave is kunstenaar. Hij is een vriend van Paula en
Simon. Alle kunstenaars zijn vrienden van elkaar. Het zijn ook zulke
aardige lui. Gustave gebruikt de vrachtwagen normaal om zijn beelden
mee te vervoeren. Hij is beeldhouwer en vreselijk sterk. Dat was erg
handig bij het inladen van de meubels van meneer en mevrouw Koriander.
Gustave is een puike gozer. Altijd heel ontspannen. Hij heeft een grote
baard. Een echte baard en niet een valse zoals die bedrieger Dupont
had. Ik kende Gustave nog van vroeger toen ik boven zijn atelier
woonde. Ik kon niet slapen van zijn hakken en hameren in blokken
graniet en toen heeft Gustave een vliering geregeld boven het atelier
van zijn vrienden Paula en Simon. Zo heb ik Paula en Simon leren kennen
en zijn ze ook mijn vrienden geworden. Op de vliering boven het atelier
van Paula en Simon kon ik veel beter slapen dan boven het atelier van
Gustave. Dat was niet alleen vanwege het lawaai van Gustave maar ook
omdat zijn atelier naast een kerkhof ligt. Daar krijg ik nachtmerries
van.
Nadat we klaar waren met de spullen van meneer en mevrouw Koriander
ging de vrachtwagen naar het atelier van Paula en Simon. Gustave
bestuurde de vrachtwagen. Meneer en mevrouw Koriander reden er
achteraan in de limousine. Jasper en ik zaten in het dafje. Jasper had
op het dak van het dafje een bagagerek vastgeschroefd. Daarop pasten al
zijn spullen makkelijk. En ook die van mij en die van Sandra. Jasper en
ik reden namelijk eerst langs Sandra om haar op te halen. Bij het
atelier hadden Gustave en Simon en Paula alles al ingeladen. Ik bond
mijn tas vast op het bagagerek op het dak van het dafje en we konden op
reis. Meneer en mevrouw Koriander reden voorop in de limousine.
Daarachter reed Gustave in de vrachtwagen samen met Paula en Simon.
Achteraan kwamen Jasper en Sandra en ik in het dafje. Jasper reed dicht
achter de vrachtwagen van Gustave. Jasper zei dat hij zo benzine kon
besparen. In het donker kwamen we aan bij het kasteel. De vrouw van
Jonge Jean had voor eten gezorgd. Lekkere bonensoep. Daarna moest alles
weer uit de vrachtwagen geladen worden. Dat ging heel snel. Jonge Jean
en een paar sterke mannen uit het dorp hielpen mee. Bovendien kregen de
zware meubels van meneer en mevrouw Koriander allemaal een plek op de
begane grond en hoefde er niet veel spullen de trappen opgesjouwd
worden. Enkel maar de tassen van Jasper en Sandra en mij. Wij hadden
namelijk kamers op de zolder van het kasteel gekregen. Volgens mevrouw
Koriander hoort het zo dat personeel op zolder slaapt. Ik vond het
prima. De zolder was zo ver mogelijk weg van de griezelige gangen waar
ik kaart had gespeeld met de drie spoken. Jammer was wel dat er gewone
bedden stonden en geen hemelbedden. Paula en Simon kregen wel een
slaapkamer met een hemelbed op de eerste etage. Ook meneer en mevrouw
Koriander hadden een hemelbed in hun slaapkamer. Paula en Simon kozen
voor het atelier de zaal met de foto’s van de plukkers en de vitrine
met het oude dagboek. Paula zei dat hier het licht het beste was om te
schilderen. De volgende dag vertrok Gustave weer alleen in zijn
vrachtwagen. Hij beloofde bij al zijn vrienden reclame te maken voor
het gastenverblijf voor kunstenaars. Veel gasten kwamen er de eerste
vier maanden niet. Om precies te zijn geen één. Misschien was Gustave
te druk geweest met beeldhouwen en had hij geen tijd gehad om reclame
te maken. Misschien was de website van het kasteel te kunstzinnig en
begreep niemand dat het een gastenverblijf was. Simon had de website
gemaakt. Erg kunstzinnig maar ik begreep er zelf niets van. Misschien
was er gewoon weinig belangstelling onder kunstenaars om midden in de
winter in een kasteel in Frankrijk schilderijen te maken. Bij gebrek
aan gasten had Jasper alle tijd om klusjes in het kasteel te doen. In
een kasteel zijn er heel veel klusjes. Er gaat altijd wel iets kapot.
Sandra leerde van de vrouw van Jonge Jean Frans te koken en Frans te
praten. In de tuin van het kasteel was niets te doen. Eigenlijk is er
ook niet veel tuin. De wijngaard begint direct onderaan de terrassen
van het kasteel. Op de terrassen staan reusachtige bloempotten. Mevrouw
Koriander wil deze bloempotten in de zomer vol met bloemen hebben. Die
bloemen moet ik als tuinman iedere dag water geven. Erg vermoeiend! De
eerste vier maanden in het kasteel was het winter en waren de
bloempotten leeg en hoefde ik er niets aan te doen. Tegen de muren van
het kasteel groeien druiven. Jonge Jean deed mij voor hoe ik de
druiven moet snoeien. Daarna hielp ik hem met de snoei van de
wijngaard. Snoeien is ontspannen werk maar wel erg vermoeiend.
Met de komst van het voorjaar kwamen ook de eerste gasten. Als eerste
arriveerde Gustave in zijn vrachtwagen. Hij wilde in de bossen rond het
kasteel met boomstammen aan de slag. Hij had een leerlinge van hem
meegenomen. Ze heette Charlotte en ze was ongeveer net zo oud als
Sandra. Drie dagen later verwelkomden meneer en mevrouw Koriander een
oude bekende van hen als gast in het kasteel. Schimmelpenninck heette
die. Hij was helemaal kaal en niet echt een kunstenaar. Hij was een of
andere belangrijke pief geweest en hij kwam naar het kasteel om in alle
rust een boek over zijn eigen leven te schrijven. Daarin had hij zich
vergist. Als hij rust had willen hebben dan had hij beter niet naar het
kasteel kunnen komen. Het gespook begon bijna ongemerkt. De eerste die
er iets over zei dat was Jasper.
“Heb jij vannacht over de gang en op de trappen lopen zwerven?” vroeg
hij aan mij tijdens het ontbijt in de keuken van het kasteel.
“Ik heb de hele nacht geslapen en ben het bed niet uitgeweest”
antwoordde ik. “Vraag maar aan Sandra. Die lag naast me.”
“Ik heb ook wat gehoord vannacht” zei Sandra. “Maar dat kan onmogelijk
Ronald geweest zijn. Die was de hele nacht bij mij op de kamer. Was je
het niet zelf? Had je geen last van slaapwandelen?”
“Hoe kan ik nu mijzelf vanuit mijn bed horen slaapwandelen op de gang?”
zei Jasper spottend.
“Dan was het meneer Koriander” zei Sandra. “Die probeert wel eens
stiekem ‘s nachts naar mijn kamer te sluipen. Daarom doe ik altijd ‘s
nachts mijn kamerdeur op slot. Dat moet van mevrouw Koriander.”
“Als jij de deur op slot doet hoe kan Ronald dan bij jou op de kamer
geweest zijn?” vroeg Jasper.
“Ik doe de deur pas op slot als Ronald binnen is” antwoordde Sandra.
Paula en Simon kwamen de keuken in.
“Goed geslapen?” vroeg Sandra.
“Niet echt” antwoordde Paula. “Ik hoorde de hele nacht gekraak en
geklop op de gang.”
“Ik heb nergens last van gehad” zei Simon. “Prima geslapen.”
In de keuken klonk het belletje dat mevrouw Koriander altijd laat
rinkelen als ze iemand van het personeel nodig heeft. Eén keer rinkelen
is voor Sandra en twee keer rinkelen voor Jasper. Als het belletje drie
keer rinkelt dan moet ik komen maar dat gebeurt gelukkig bijna nooit.
Het belletje rinkelde twee keer. Jasper sprong overeind en rende de
keuken uit. Even later was hij terug.
“Ik moet van mevrouw Koriander opsporen waar de houtworm zit” zei hij
terwijl hij snel zijn mok koffie leegdronk. “Ze heeft de beesten de
hele nacht horen knagen. Volgens haar eten ze het hele kasteel op.”
“Houtworm!” zei Paula. “Dat kan een verklaring zijn voor de geluiden
die ik vannacht heb gehoord.”
Jasper vond die dag op meerdere plekken verse gangen van houtwormen.
Hij smeerde er een goedje op dat houtwormen niet fijn vinden. Dat spul
werkte niet want de volgende nacht hoorden iedereen het gekraak
en geklop behalve ik want ik slaap nogal vast. Ook Simon had het nu
gehoord net als Gustave en Charlotte en meneer Schimmelpenninck. Jasper
kreeg de wind van voren van mevrouw Koriander dat hij zijn werk niet
goed had gedaan. Verbeten bond hij de hele dag de strijd aan met de
houtwormen. Arme Jasper. De erop volgende nacht klonk het gekraak en
geklop zo hard dat zelfs ik er wakker van werd. Soms leek het ook op
zacht gegrinnik. Ik maakten mij geen zorgen om de geluiden. Mevrouw
Koriander had gezegd dat het houtwormen waren en Paula geloofde dat
ook.
“De houtwormen lachen jou uit” zei ik ‘s ochtends tegen Jasper in de
keuken.
“Houtwormen kunnen niet lachen” zei Jasper.
“Ik heb het zelf gehoord” zei ik.
“Ik ook” zei Sandra.
“Dat gelach heb ik zelf ook gehoord maar het kan nooit van de
houtwormen zijn” zei Jasper.
“Wie maakt dat geluid dan?” vroeg Sandra.
Het belletje rinkelde één keer.
“Ze hebben mij nodig in de eetzaal” zei Sandra en ze stond op.
Direct erop rinkelde het belletje twee keer.
“Je krijgt weer op je donder van mevrouw Koriander” zei ik tegen
Jasper. “Had je die houtworm maar beter te grazen moeten nemen.”
Het belletje rinkelde drie keer.
“Wat is er nu weer aan de hand?” vroeg ik mijzelf verbaasd af en ik
liep met Sandra en Jasper mee naar de eetzaal. Meneer en mevrouw
Koriander zaten met de gasten aan de ontbijttafel. Paula en Simon waren
er niet want die ontbijten altijd vroeg in de keuken.
“Dubbeldam en Naaktgeboren!” riep mevrouw Koriander en ze stampte met
haar voet op de grond. “Juffrouw Sandelhout! Wat heeft dit allemaal te
betekenen? Wat zijn dat voor grappen? Wie loopt er ‘s nachts te
giechelen op de gang? Onze gasten kunnen er niet van slapen!”
“Dat zijn de houtwormen” zei ik. “Die lachen Jasper uit.”
“Naaktgeboren!” riep mevrouw Koriander. “Nog zo een flauwe opmerking en
je kunt dit kasteel verlaten!”
Ik hield verder mijn mond. Ik wilde graag op het kasteel bij mijn
vrienden blijven.
“Wij waren het echt niet” zei Sandra.
“Dan was het een spook” zei Gustave vanachter zijn baard. “Of misschien
wel meerdere spoken.”
“Spoken!” riep ik verschrikt. “Daar hou ik helemaal niet van! Ik wil
hier weg!”
“Je gaat niet weg” zei mevrouw Koriander streng. “Je blijft hier.”
Zo is mevrouw Koriander. Het ene moment wil ze je wegsturen en het
andere moment moet je blijven.
“Kom allemaal snel naar het atelier!” riep Simon vanuit de deuropening.
Iedereen liep met hem mee. In het atelier stond Paula voor een
schildersezel waarop een doek stond dat wit was op een paar vage zwarte
vegen na.
“Gisteravond was dit doek nog onbeschilderd” zei Paula.
“Het lijken wel letters” zei meneer Koriander. “Een handschrift.”
We probeerden de letters te ontcijferen.
“Tarot” zei meneer Schimmelpenninck tenslotte. “Er staat Tarot”
Iedereen was het met hem eens.
“Wat betekent het?” vroeg Sandra.
“Het spook wil ons vertellen dat hij Tarot heet” zei Charlotte.
“Ik vind Tarot een enge naam voor een spook” zei ik angstig.
“Tarot is een kaartspel” zei meneer Koriander.
“Ik heb een antiek tarotspel in het gangenstelsel onder het kasteel
gevonden toen wij daar Ronald zochten” zei Simon.
“De kaartspelende spoken!” riep ik. “Ze zijn boos omdat Simon hun
kaartspel heeft meegenomen!”
“Naaktgeboren!” zei mevrouw Koriander streng. “Hou op met die
dronkenmanspraat!”
“Heb jij de tarotkaarten nog?” vroeg meneer Koriander aan Simon.
“Ja” zei Simon. “Ze liggen op onze kamer.”
“We geven de kaarten weer terug aan de geesten in de onderaardse
gangen” zei Paula.
“Goed idee” zei Simon. “De spoken zijn enkel op zoek naar hun
kaartspel. Als ze dat terug hebben dan laten ze ons verder met rust.”
Simon haalde de tarotkaarten van de kamer en iedereen ging met hem mee
de wijnkelder in langs Oude Jean die op zijn bankje in de voorjaarszon
zat met een glas wijn en een mandje stokbrood. Ik schrijf dat iedereen
de wijnkelder in ging maar dat is niet helemaal waar. Ik bleef naast
Oude Jean zitten op het bankje buiten in de voorjaarszon. Mij kregen ze
met nog geen honderd stokslagen die enge kelder in! Ik had de spoken
ontmoet en ik wist hoe griezelig ze waren. Fifi lag aan de voeten van
Oude Jean op de grond. Ik aaide haar. Ze draaide op haar rug zodat ik
haar op haar buikje kon kriebelen. Plotseling kronkelde ze
zich weer op haar vier poten en ze stak haar snuit in de lucht alsof ze
iets rook. Ze rende de trap af de wijnkelder in. Even later kwam
iedereen weer de wijnkelder uit.
“Fifi heeft in haar bek de tarotkaarten de gangen in genomen” zei Paula.
“We stonden net te overleggen wie er als vrijwilliger naar binnen zou
gaan met de speelkaarten toen Fifi aan kwam rennen” zei Simon. “Ze
sprong omhoog en hapte de hele stapel kaarten uit mijn handen. Daarna
verdween ze met de kaarten door het gat in de muur achter het wijnvat.”
“Dan is alles in orde” zei ik. “Fifi weet precies waar die spoken in de
gangen zitten. Ze heeft mij er naartoe gebracht. Ze geeft de kaarten
aan de geesten. Vannacht kunnen we allemaal weer rustig slapen. We
zullen niet meer gestoord worden door geklop en gekraak en gegrinnik.”
We werden die nacht niet meer gestoord door geklop en gekraak en
gegrinnik maar rustig slapen konden we niet. In plaats van geklop en
gekraak en gegrinnik klonk er nu de hele nacht een angstaanjagend en
huiveringwekkend gehuil. Sssjoe-ee! Sssjoe-ee! Het was alsof de wind
door de gangen en over de trappen van het kasteel woei maar het kon
onmogelijk de wind zijn want buiten was het windstil.
Jasper en Sandra en ik werden weer bij meneer en mevrouw Koriander in
de ontbijtzaal geroepen. Paula en Simon waren er ook net als Gustave en
Charlotte en meneer Schimmelpenninck.
“We hebben er alle begrip voor als u vertrekt” zei mevrouw Koriander
net tegen meneer Schimmelpenninck. “U bent hier gekomen om in alle rust
uw memoires te schrijven.”
“Ik blijf!” zei meneer Schimmelpenninck vastberaden. “Dit avontuur is
juist fantastisch voor mijn memoires. Een waar gebeurd spookverhaal is
precies wat ik nodig heb om mijn overpeinzingen voor de lezer spannend
te maken.”
“Daar is ons personeel!” riep mevrouw Koriander toen ze ons zag.
“Jullie gaan ervoor zorgen dat die spoken ons ‘s nachts niet meer
lastig vallen. Daar zijn jullie personeel voor!”
“Wat moeten we doen?” vroeg Jasper. “Mevrouw? Meneer?”
“Simon Quack zal jullie dat uitleggen” zei meneer Koriander.
“Jouez!” riep Simon. “Dat is wat de spoken de hele nacht hebben
geroepen.”
“Ja” zei ik. “Dat heb ik ook gehoord. ‘Sssjoe-ee!’ riepen die spoken.”
“Inderdaad” zei Simon. “Ze riepen ‘jouez!’ en dat is Frans voor
‘speel!’ De spoken willen dat iemand met hun tarot speelt. Als jouw
verhaal klopt dan zijn er drie spoken en komen ze een speler tekort.
Ze willen tarot met vier spelers spelen.”
“Dubbeldam en Naaktgeboren!” zei mevrouw Koriander gebiedend. “Juffrouw
Sandelhout. Jullie gaan om de beurt het gangenstelsel in om ‘s nachts
met de drie spoken kaart te spelen.”
“Ik gok niet” zei Jasper. “Uit principe niet. Ik drink geen alcohol en
ik gok niet.”
“Dat respecteer ik” zei mevrouw Koriander. “Dat zijn eigenschappen die
ik graag zie bij een ondergeschikte.”
“Ik durf niet!” zei Sandra. “Ik ben een weerloze vrouw! De spoken zijn
alle drie man. Misschien willen ze met mij wel iets anders doen dan
kaart spelen.”
“Genoeg!” kapte mevrouw Koriander haar snel af. “Vrouwelijk personeel
moet volkomen eerbaar zijn en van onbesproken gedrag. Dus blijft
Naaktgeboren over om iedere nacht met de spoken kaart te spelen.”
“Nee!” gilde ik. “Ik ga nooit meer naar die griezelige geesten toe! Kan
Simon niet? Of Gustave? Of meneer Schimmelpenninck?”
“Ik wil wel” zei Simon.
“Heb altijd al tarot willen leren spelen” zei Gustave.
“Het lijkt mij een mooi avontuur voor in mijn memoires” zei meneer
Schimmelpenninck.
“Ik sta het niet toe dat mijn gasten werk doen waar we personeel voor
hebben!” zei mevrouw Koriander en ze stampte met haar voet op de grond.
“Naaktgeboren moet het doen! Hij heeft die spoken wakker gemaakt door
de gangen in te gaan en met ze kaart te spelen. Hij heeft het probleem
veroorzaakt. Hij moet het oplossen!”
Zo is mevrouw Koriander. Eerst noemt ze mijn verhaal over mijn
ontmoeting met de spoken dronkenmanspraat en daarna dwingt ze mij om de
spoken iedere nacht te ontmoeten.
“Goed” zei ik tot mijn eigen verbazing. “Maar ik doe het alleen maar
voor Sandra. En om de goudstukken terug te winnen die ik de vorige keer
verloren heb.”
Van die woorden had ik spijt toen ik ‘s nachts in de wijnkelder voor
het gat in de muur stond. Gelukkig ging Fifi met mij mee door het gat.
Dat gaf mij een beetje moed. In het begin moest ik met de zaklamp in de
donkere gang schijnen om Fifi te kunnen volgen die mij de weg wees. Na
drie bochten kwam ik in een gang die met fakkels werd verlicht. Fifi
bracht mij weer in de zaal met de tapijten en de tientallen brandende
kaarsen. De tafel stond klaar met de kaarten en de goudstukken erop.
Zwevende violen speelden klassieke muziek. De violen hielden op met
spelen. De drie spoken in hun rare oude kostuums kwamen binnen. Het
spel begon. Verbeten probeerde ik te winnen. Ik verloor al mijn
goudstukken. De kaarsen doofden en de geesten lachten mij uit. In het
licht van mijn zaklamp volgde ik Fifi terug naar de wijnkelder. Zo ging
het nacht na nacht. Nooit hield ik goudstukken over. Het was vreselijk
vermoeiend. Na afloop sliep ik de hele dag maar ik verloor iedere
eetlust. Zelfs de lekkere hapjes van Sandra lustte ik niet. Ik zag er
uit als een wandelend geraamte.
“Arme Ronald!” zuchtte Sandra als ze mij zag.
“Zo kan het niet langer doorgaan” zei Paula. “Ronald wordt dadelijk
zelf een spook.”
“Hij slaapt de hele dag” zei mevrouw Koriander. “Volkomen ongepast
gedrag voor een tuinman. Binnenkort moet hij de bloempotten beplanten
en water geven. Daar komt zo niets van terecht!”
“Hij heeft rust nodig!” zei Charlotte. Ze is erg aardig. Een echte
kunstenares.
“Als hij een nacht niet kaart speelt met de spoken dan houden de spoken
ons de hele nacht uit de slaap met hun gegil” zei meneer Koriander.
“Ik wil hem wel aflossen” zei Simon.
“Misschien is dat niet nodig” zei Gustave. “De kunstkenners zeggen dat
mijn beelden bezield lijken. Ik zal jullie een geheim vertellen. Mijn
beelden zijn bezield. Ik hak en schaaf en polijst mijn beelden net
zolang totdat een geest zich er in thuis voelt. Naast mijn atelier ligt
een kerkhof. Als ik ’s nacht stop met beeldhouwen dan zet ik de
tuindeuren van het atelier open. Zodra ik de volgende dag het gevoel
heb dat een geest bezit heeft genomen van het beeld dan weet ik dat het
beeld af is.”
“Je wilt de spoken vangen in een beeld!” zei Charlotte vol bewondering.
“Wat geniaal!”
“Heb je dan geen drie beelden nodig?” vroeg Jasper nuchter. “Het zijn
drie spoken.”
“Eén beeld is genoeg” zei Gustave. “Ik kan een geest niet vangen in een
beeld. De geest neemt er uit vrije wil bezit van en kan er ieder moment
weer uit. Ik wil een beeld gebruiken om een geest van een gokker naar
de gangen onder het kasteel over te brengen zodat deze geest met de
drie spoken tarot kan spelen.”
“Dat is nog genialer!” riep Charlotte
“Waar vinden we de geest van een gokker?” vroeg mevrouw Koriander.
“In een casino!” zei meneer Koriander. “Het casino van Spa in de
Ardennen is het oudste casino van Europa. Als er geesten bestaan die
gokverslaafd zijn dan spoken ze daar rond.”
“De Ardennen liggen hier niet naast de deur” zei Gustave. “En er is nog
een ander probleem. Het casino in Spa is nog in gebruik. Ik denk niet
dat ik het als beeldhouwatelier mag gebruiken. En zelfs als ik daar wel
toestemming voor zou krijgen dan schieten we er niets mee op. De
geesten kunnen daar hun goklust botvieren door bezit te nemen van
bezoekers van het casino. Het zal onmogelijk zijn om ze te verlokken
mijn beeld te bezielen.”
“Er is in een stadje hier ongeveer vijftig kilometer vandaan een oud
gebouw dat vroeger dienst deed als casino” zei Paula. “Het is vervangen
door een modern en foeilelijk casino met een groot parkeerterrein aan
de rand van de stad. Het oude casinogebouw staat nu leeg. Het is
helemaal vervallen. We kunnen het denk ik voor een habbekrats huren.”
“Hoe lang is het een casino geweest?” vroeg Gustave.
“Ongeveer honderd jaar” zei Paula. “Het oude casino is rond 1900
gebouwd en het nieuwe casino is tien jaar geleden geopend.”
“Honderd jaar is lang genoeg” zei Gustave. “De kans is groot dat er in
het oude casino nog een geest rondwaart die hevig teleurgesteld is dat
hij niet meer kan gokken.”
Gustave en Charlotte gingen samen met Paula en Simon meteen op pad om
het oude casino te bekijken. Ik ging slapen. Ik was uitgeput van de
hele nacht kaarten met de spoken.
Een paar uur later maakte Sandra mij wakker. Gustave en Charlotte en
Paula en Simon waren terug. Sandra vond dat ik alles moest horen wat ze
te vertellen hadden omdat het slagen van het plan van Gustave zo
belangrijk voor mij was. Ik vond het zelf belangrijker om verder te
slapen maar ik wilde niet dat Sandra boos op mij werd en daarom ging ik
met haar mee naar de hal van het kasteel om naar Gustave en Charlotte
en
Paula en Simon te luisteren. Meneer en mevrouw Koriander waren daar ook.
“Het moet vroeger een mooi gebouw zijn geweest maar het is nu een
bouwval” zei Paula. “Alle ramen zijn dichtgetimmerd” zei Charlotte. “Je
kan door de gaten in het dak de blauwe lucht zien. Er is helemaal niets
aan gedaan. De speeltafels staan er nog. Ze liggen onder het stof en
het puin.”
“De gemeente is eigenaar van het gebouw” zei Simon. “Ze zeggen dat ze
er geen geld voor hebben om het op te knappen maar ik denk dat er iets
anders aan de hand is.”
“Een gemeenteambtenaar liet ons het oude casino van binnen zien” zei
Gustave. “Hij was eerlijk. Hij waarschuwde dat het gerucht gaat dat het
er spookt. Dat is dus goed nieuws!”
“We hebben met de burgemeester een huurcontract getekend voor één
maand” zei Simon. “Bij de onderhandeling over de huurprijs zeiden we
dat wisten van het gerucht dat het er spookt. De burgemeester ontkende
dat. Hij ontkende zelfs dat het dak lekt.”
“De burgemeester is geen eerlijk man” zei Charlotte.
“Natuurlijk is de burgemeester geen eerlijk man anders was hij nooit
burgemeester geworden” zei mevrouw Koriander vergoelijkend.
“Als hij zo doorgaat met liegen dan wordt hij nog eens tot president
verkozen” zei meneer Koriander vol bewondering.
“Hij deed wel een flink bedrag van de huur af” zei Simon.
“Morgen ga ik aan de slag met een beeld” zei Gustave. “Ik gebruik hout
als materiaal. Dat werkt snel. Charlotte helpt met polijsten. Hopelijk
is één maand lang genoeg.”
Gustave en Charlotte hadden minder dan een maand nodig. Al na acht
dagen wist Gustave zeker dat een geest bezit had genomen van het beeld.
Dat was snel. Veel te snel naar mijn zin. Als het plan lukte om de
geest uit het oude casino over te brengen naar de gangen onder het
kasteel dan moest ik tuinman worden en planten stoppen in de
reusachtige bloempotten op de terrassen van het kasteel en twee keer
per dag water geven. Heel vermoeiend. Liever bleef ik iedere nacht
kaart spelen met de drie spoken. Dan kon ik de hele dag slapen. Ik werd
ook steeds beter in het kaartspel. Het lukte mij al bijna om van de
spoken te winnen.
Gustave bracht het beeld in zijn vrachtwagen van het oude casino naar
het kasteel. Bij de ingang van de wijnkelder werd het beeld uitgeladen.
Het was een raar beeld. Een manshoog blok hout met allemaal gaten erin
en uitsteeksels erop. Mevrouw Koriander riep vol afschuw dat de gaten
en de uitsteeksels op bepaalde dierlijke lichaamsdelen leken. Meneer
Koriander vond het wel een mooi beeld. Het spook in het oude casino
moest daar wel erg graag weg willen dat ie in zo raar beeld was
gekropen. Oude Jean en Jonge Jean vonden het eerst niet goed dat het
beeld in de wijnkelder werd neergezet. Ze waren bang dat de geest in
het beeld de wijn zou bederven. Gustave beloofde om een beeld van een
griffioen te maken voor bij de ingang van de wijngaard en daarna hadden
ze geen bezwaar meer.
Die nacht hoefde ik niet meer kaart te spelen met de drie spoken in de
gangen onder het kasteel. Ik lag weer knus naast Sandra in bed. Even
leek het erop dat het plan van Gustave mislukt was.
“Stt” zei Sanda. “Ik hoor iets op de gang.”
Ik luisterde aandachtig. Zacht gestommel kwam dichterbij.
“Zijn dat de spoken?” vroeg ik angstig fluisterend.
“Stt” zei Sandra weer.
De klink van de deur van Sandra’s kamer bewoog. Er werd aan
de deur gemorreld.
“De deur is toch wel op slot?” fluisterde ik bezorgd.
“Ja” fluisterde Sandra. “Die heb ik op slot gedaan zodra jij binnen
was.”
De klink van de deur bewoog niet meer. Het gestommel klonk zachter en
zachter en steeds verder weg.
“Dat was meneer Koriander” giechelde Sandra.
Van de spoken hebben we niets meer gehoord. Ook de volgende nachten
niet. De drie spoken spelen nu vast en zeker tarot met de geest uit het
oude casino. Het beeld met de gaten en de uitsteeksels staat nog steeds
in de wijnkelder tussen de vaten. Jonge Jean gebruikt de gaten om
gereedschap in te steken en aan de uitsteeksels hangt hij zijn schort.
In het oude casino spookt het niet meer. De gemeente gaat het opknappen
en er komt een museum in. Het wijnkasteel is een groot succes als
gastenverblijf voor kunstenaars. Er komen allerlei beroemde en nog niet
zo beroemde kunstenaars maar daarover vertel ik later wel een keer. Ik
heb vanmiddag vrij en Sandra ook. Simon geeft de planten in de
bloempotten water en Paula kookt voor de gasten. Ik ga met Sandra naar
een meertje vlakbij het kasteel waar je kunt zwemmen en op het gras in
de zon kunt liggen. Vanavond speel ik weer tarot met Paula en Simon en
Sandra. Gisteravond heb ik gewonnen daarom geeft Simon vanmiddag de
bloemen water en kookt Paula voor de gasten. Dat was hun inzet bij het
spel. Ik ben heel goed in tarot. Dat heb ik van de spoken geleerd.
www.jogledor.nl
© 2015 Jogledor, P.D. de Jong 'Ariesz.'; alle rechten
voorbehouden, all rights reserved