Adieu Koriander
Jogledor
© 2019 Jogledor, P.D. de Jong 'Ariesz.'; alle rechten
voorbehouden, all rights reserved
Inhoud
1. Ontslagen
2. Wild kamperen
3. Absint
4. Een complot
5. Weer thuis
“De oude Romeinen waren een gelovig volk. Ze geloofden overal in. Als
ze ergens een godin of god tegen het lijf liepen die ze nog niet kenden
dan gingen ze die snel vereren. In Rome bouwden ze het Pantheon. Dat
was een tempel voor alle goden. Voor het geval ze er één vergeten
waren.” Dat vertelde Paula in het atelier in het kasteel in Frankrijk
terwijl ik stil moest zitten voor een schilderij. Paula heeft verstand
van Romeinse goden en godinnen. Ze is beroemd geworden met haar
schilderijen van Venus. Zij was een Romeinse godin. Ik bedoel Venus.
Paula is een kunstenares. Paula maakte de schilderijen niet echt van
Venus maar van Sandra. In het kasteel mocht Sandra van mevrouw
Koriander niet meer naakt poseren voor Paula. Mevrouw Koriander was
bang dat meneer Koriander dan kwam gluren. Volgens mevrouw Koriander
had meneer Koriander een oogje op Sandra. Na zijn verblijf bij de
zeemeerminnen was hij nogal dierlijk geworden. Sandra mocht van mevrouw
Koriander enkel nog maar poseren voor een schilderij met haar kleren
aan. Paula vond dat je Venus niet kunt schilderen met kleren aan.
Daarom maakte ze schilderijen met Venus die een vrouwenhoofd heeft en
een dierenlichaam. Zo hoefde Venus op haar schilderijen geen kleren te
dragen want dieren hebben nooit kleren aan. Sandra stond alleen nog
maar voor het gezicht van Venus model maar veel tijd had ze daar niet
voor. Meneer en mevrouw Koriander hadden namelijk van het kasteel een
gastenverblijf voor kunstenaars gemaakt. Sandra moest het eten
klaarmaken en de kamers schoonmaken en de bedden opmaken en nog veel
meer. Dat was een hoop werk want kunstenaars hebben altijd honger en
maken een vreselijke rommel op hun kamer. Paula maakte in het kasteel
ook schilderijen van faunen. Dat zijn volgens Paula een soort Romeinse
halfgoden. Halfgoden wil zeggen dat ze van boven goden en van onder
dieren zijn. Geloof ik. In ieder geval schilderde Paula die faunen zo.
Met een woest gezicht en een bloot bovenlichaam en met behaarde
bokkenpoten. Voor het bovenlichaam en het gezicht poseerde ik zonder
shirt aan. Behaarde bokkenpoten heb ik niet. Die verzon Paula zelf.
Soms moest ik van Paula liggen. Heel ontspannen is dat. Maar meestal
moest ik als model rechtop zitten. Ontzettend vermoeiend vond ik het om
stil te zitten. Ik kreeg dan het gevoel dat al mijn spieren pijn deden.
Ook mocht ik als schildersmodel overdag geen bier meer drinken. Paula
zei dat ik daar een dikke buik van kreeg en dat schilderijen van faunen
met een dikke buik niet goed verkopen. Sandra wilde ook dat ik overdag
geen bier meer drink want als ik dik werd dan passen we niet meer samen
in een Frans bedje. Zei Sandra. En dan mevrouw Koriander. Die was heel
streng. Van haar mocht het personeel van het kasteel overdag geen
alcohol drinken. Paula en Sandra kon ik nog wel wijs maken dat ik een
biertje bij het ontbijt nodig had om de dorst te lessen maar
mevrouw Koriander zag echt niets door de vingers. Ik was de tuinman op
het kasteel. Gelukkig had het kasteel geen echte tuin. De wijngaard
begon direct onderaan de terrassen. Op de balustrades stonden wel grote
bloempotten die ik van mevrouw Koriander vol moest stoppen met
bloeiende planten die ik samen met Sandra op de markt had gekocht. Die
bloempotten moesten twee keer per dag water krijgen. Heel vermoeiend.
Na zes weken zeulen met een zware gieter werd ik gered door Jasper.
Jasper was klusjesman op het kasteel. Jasper is heel handig. Hij
gelooft in de technische vooruitgang. Hij heeft een dafje uit 1972 waar
hij zelf aan sleutelt. Jasper moest iets repareren aan de waterleiding
en toen ontdekte hij een kraantje waar hij niet wist waar het voor
diende. Hij draaide het kraantje open net op het moment dat ik mijn
gieter leeg goot in een grote bloempot. Er spoot een straal water uit
de bloempot precies in mijn gezicht. Alle andere bloempotten waren ook
veranderd in fonteintjes. Het bleek dat naar iedere bloempot
ondergronds een waterslangetje liep. Al die slangetjes zijn aangesloten
op het kraantje dat Jasper ontdekt had. Jasper zette dat kraantje een
klein beetje open en daarna druppelde er vanzelf de hele dag door
water in de bloempotten en hoefde ik niet meer met een volle gieter te
zeulen. Jasper is een toffe peer. Mijn beste vriend. Hij had dat
kraantje alleen wel iets eerder mogen ontdekken. Ik had zes weken lang
voor niets met een zware gieter gezeuld. Gelukkig had Jasper het
kraantje niet aan meneer en mevrouw Koriander verklapt. Hij was bang
dat ik van meneer en mevrouw Koriander andere klusjes in het kasteel
moest doen en dat ik hem dan voor de voeten zou lopen. Na de ontdekking
van het kraantje droeg ik nog steeds mijn gieter over de terrassen van
het kasteel. Een vakbekwaam hovenier heeft altijd een stuk gereedschap
in zijn handen. Dat heeft Jasper mij geleerd toen ik tuinman moest
worden bij mevrouw Koriander in de tuin van de villa op Het Kopje
terwijl meneer Koriander nog verdwenen was. Daarom droeg ik nog steeds
mijn gieter over de terrassen maar in plaats van water zaten er blikjes
bier in de gieter. Ik smokkelde de blikjes bier zo naar het bankje van
Oude Jean naast de ingang van de wijnkelder onder de wijnranken aan de
muur van het kasteel. Oude Jean had genoeg wijn en hij bood mij altijd
een glas aan maar ik drink liever bier dan wijn. Op het bankje in de
zon dronk ik samen met Oude Jean. Hij dronk wijn en ik stiekem bier.
Paula en Sandra en mevrouw Koriander kwamen nooit bij het bankje. Oude
Jean leerde mij Frans praten. Dat is veel beter dan een taalcursus. Aan
een taalcursus heb je niets. Ik heb eens een verhaal gelezen over een
man die Zuid Amerikaanse vrouwen de mooiste op de hele wereld vond en
naar Zuid Amerika wilde gaan om er met één te trouwen. Die man ging
eerst een cursus Spaans volgen om te leren hoe je in het Spaans een
vrouw ten huwelijk moet vragen. Naast hem in het klaslokaal zat een
jongedame die Spaans wilde leren omdat ze zich verveelde. De man werd
de eerste les verliefd op haar terwijl ze blond was met blauwe ogen en
er helemaal niet uitzag als een Zuid Amerikaanse vrouw. Na afloop van
de cursus vroeg hij haar in het Spaans ten huwelijk en zei gaf hem in
het Spaans het jawoord terwijl ze allebei Nederlands spraken en ze dus
helemaal geen cursus Spaans hadden hoeven volgen. Zo zie je maar.
Taalcursussen zijn volstrekt overbodig. Jasper deed wel een cursus
Frans. Op de computer. De enige computer in het kasteel was die van
Simon. Simon is digitaal kunstenaar en hij heeft een computer nodig om
zijn digitale schilderijen te maken. Hij was de enige in het kasteel
die van meneer en mevrouw Koriander een computer mocht hebben. Meneer en
mevrouw Koriander hadden een hekel aan computers. Ik leerde liever
Frans van Oude Jean dan van een computer. Oude Jean heeft mij de twee
belangrijkste woorden in het Frans geleerd. Wijn en bier. Het eerste
was het belangrijkste woord voor Oude Jean en het tweede is voor mij
het belangrijkste woord. Jammer genoeg kwam er plotseling een einde aan
de Franse les. Dat gebeurde zo. Ik hielp Sandra met het omdraaien van
de matrassen in de slaapkamers van de eerste etage van het kasteel. Op
de eerste etage sliepen meneer en mevrouw Koriander en de kunstenaars.
Daar hadden alle slaapkamers een hemelbed. Jasper en Sandra en ik
sliepen op zolder. De zolder was voor het personeel. Dat had mevrouw
Koriander zo beslist. Op zolder stonden kleine Franse bedjes. Ik
droomde er altijd van om in een hemelbed te slapen. Al was het maar een
ochtenddutje. Het liefst samen met Sandra. Daarom hielp ik Sandra de
matrassen om te draaien. Ik hoopte dat ze na afloop samen met mij wilde
slapen in het hemelbed op de laatste kamer van de gang. Sandra liep
even de slaapkamer uit om de stofzuiger te pakken. Ik klom op het
hemelbed en deed de gordijnen dicht die rondom het hemelbed hingen. Zo
wilde ik Sandra verrassen. Zij kwam terug in de kamer en begon stof te
zuigen. Ze had niet eens gezien dat ik de gordijnen van het hemelbed
dicht had gedaan. Later kwam ik er achter dat ze met haar gedachten
ergens anders was. Als ik toen had geweten waar ze met haar gedachten
was dan had ik niet meer met haar in het hemelbed willen liggen maar
toen wist ik dat nog niet. Ik wilde haar niet storen voordat ze haar
werk af had en ik wachtte in het hemelbed met de gordijnen dicht totdat
ze klaar zou zijn. Door het geluid van de stofzuiger viel ik in slaap.
Ik werd wakker van de stemmen van de gasten die op de kamer logeerden.
Dat waren rare snuiters. Een man en een vrouw. Ze waren een week
daarvoor vanuit Nederland aangekomen in het kasteel. Ze noemden zich
zelf Hogeboom of Lageweide of zoiets maar dat maakt niet veel uit want
dat bleken achteraf toch niet hun echte namen. Ze gaven zich uit voor
kunstzinnige fotografen. Simon had nog nooit van hen gehoord en dat was
vreemd want hij kent alle kunstzinnige fotografen in Nederland. Meneer
en mevrouw Koriander hadden die twee snuiters Hogeboom of Lageweide
onderdak gegeven omdat ze ook onbekende kunstenaars een kans wilde
geven om rustig te werken in het kasteel. Werken dat deden die twee
snuiters wel. De hele dag door namen ze foto’s van het kasteel. Van de
buitenkant en de binnenkant. Ze hadden ook foto’s gemaakt van Oude Jean
op zijn bankje bij de ingang van de wijnkelder. Ik kwam net aangelopen.
Gelukkig zat ik nog niet naast Oude Jean bier te drinken. Anders hadden
de foto’s mij misschien kunnen verraden aan Paula en Sandra en mevrouw
Koriander maar daar was ik niet bang voor want de fotografen lieten hun
foto’s aan niemand zien. Ze deden er heel geheimzinnig mee. Toen ik in
het hemelbed op hun kamer wakker werd van hun stemmen toen hoorde ik de
man een vies praatje houden.
“Een paar druppels van dit spul en je hebt dagenlang de schijterij.
Smaakloos en reukloos.”
“Dat is precies wat we willen” zei de vrouw met een gemene lach.
Hierna liepen ze de kamer af. Even later gluurde ik voorzichtig door
een spleet in de gordijnen van het hemelbed of de kamer echt leeg was.
Ongezien sloop ik de kamer uit. Ik begreep niets van het onsmakelijke
gesprek dat ik had opgevangen. Waarom wilden ze diarree krijgen? En
volgens mij is diarree nooit smaakloos en reukloos! De man had het
smerige woord schijterij gebruikt. Zelf gebruik ik liever het woord
diarree. Dat woord heb ik van Sandra geleerd. Sandra kent allerlei
moeilijke woorden. Die heeft ze opgepikt toen ze nog in kapsalons
werkte. Ik kon mijn verhaal over de twee fotografen aan niemand
vertellen. Niemand mocht het weten dat ik stiekem in een hemelbed had
geslapen. Mevrouw Koriander had het mij met klem verboden en ik wilde
niet dat Sandra er als medeplichtige de schuld van zou krijgen. En
Sandra zelf zou vast en zeker boos worden dat ik haar niet gevraagd had
om bij mij te komen liggen. Dat dacht ik toen nog maar later wist ik
beter. Ik piekerde nog steeds over de betekenis van de smakeloze
woorden van de twee fotografen toen ik ‘s middags naar het bankje van
Oude Jean liep met mijn gieter met bierblikjes er in. Ik heb een hekel
aan piekeren. Het is zo vermoeiend. Een blikje bier is het beste middel
om het gepieker te laten ophouden en ik keek er naar uit om naast Oude
Jean op het bankje in de zon mijn dorst te lessen. Maar ook hier bleef
het piekeren mij achtervolgen. Ik hoorde die twee snuiters tegen Oude
Jean praten nog voordat ik de hoek van het kasteel om was. Snel bleef
ik staan. Ze spraken in het Frans. Ik verstond er niets van dus ging
het niet over wijn of bier. Nieuwsgierig keek ik voorzichtig tussen de
wijnranken door om het hoekje. De vrouw maakte een foto van Oude Jean
die tegen de balustrade leunde en over de wijngaard naar de horizon
tuurde. De man keerde een klein flesje om boven de wijnkaraf van Oude
Jean. Glinsterende druppels vielen uit het flesje in de wijn. Snel trok
ik mijn hoofd weer terug. Ik wilde niet dat ze een foto van mij maakten
bij het bankje van Oude Jean. Ik liep een paar meter terug naar een
bloempot. Ik zette de gieter op de grond en ik deed net alsof ik de
uitgebloeide bloemen van de geraniums aan het weghalen was. Even later
kwamen de twee fotografen om de hoek en liepen ze langs mij. Ze deden
alsof ik lucht was. Mij best. Zolang die snuiters mij maar niet konden
verraden bij mevrouw Koriander en Paula en Sandra. Ik wachtte totdat de
kust veilig was en daarna pakte ik mijn gieter en liep naar Oude Jean.
Die zat alweer op zijn bankje en nipte van zijn wijn. Hij begroette mij
hartelijk. Ik pakte een blikje bier uit de gieter en ging naast hem
zitten in de zon. Maar niets kon mijn gepieker verdrijven. Niet de
vriendelijk glimlach van Oude Jean en ook niet de zon. Zelfs niet het
rustgevende gesis van het blikje bier terwijl ik het lipje omhoog trok.
Waarom wilden die twee snuiters diarree krijgen? Een paar druppels
waren genoeg om er dagenlang last van te hebben. Dat had die man gezegd
en de vrouw had gezegd dat dit precies was wat ze wilden. Als ze zelf
diarree wilden krijgen waarom druppelden ze dan iets in de wijn van
Oude Jean en niet in hun eigen wijn? Oude Jean dronk zijn wijnglas leeg
en schonk het glas weer vol vanuit de karaf. Wacht eens even! Die
snuiters wilden helemaal niet zelf diarree krijgen! Ze wilden dat Oude
Jean diarree kreeg! Ik moest Oude Jean waarschuwen! Wat was het Franse
woord voor diarree? Ik had geen flauw idee. Oude Jean bracht het volle
wijnglas al naar zijn mond. Geen tijd meer te verliezen. Dan maar in
het Nederlands. Ik gebaarde naar het glas en riep “Diarree!” Oude Jean
leek het te begrijpen. Hij liet het glas weer zakken en keek mij met
een blik vol medeleven aan. Hij dacht zeker dat ìk diarree had. Weer
hief hij het glas. Ik moest hem tegenhouden! Hij mocht niet van de wijn
drinken! In een impuls sloeg ik tegen de hand waarin hij het wijnglas
had. Door de plotselinge beweging vloog al de wijn uit het glas. Even
leek het erop dat Oude Jean boos werd maar al snel kwam de gebruikelijk
glimlach weer terug. Hij mompelde iets dat klonk alsof hij de
onhandigheid van een klein kind vergoelijkte. Hij dacht zeker dat ik
het per ongeluk had gedaan omdat ik mij niet lekker voelde vanwege mijn
diarree. Maar ik had helemaal geen diarree. Oude Jean zou diarree
krijgen als hij van de wijn dronk. Hij pakte alweer de karaf om het
glas opnieuw vol te schenken. Ik moest ten koste van alles voorkomen
dat hij van de wijn dronk. Ik rukte de karaf uit zijn handen en gooide
de wijn op de grond. Nu kwam de gebruikelijke glimlach niet meer terug
op het gezicht van Oude Jean. Hij begon te vloeken in het Frans. Jammer
genoeg praatte hij veel te snel om er iets van te leren. Ik probeerde
Oude Jean te kalmeren. In het Nederlands en met gebarentaal legde ik
hem uit dat ik hem niet van de wijn had laten drinken omdat hij anders
diarree zou krijgen. Ik wees op de lege karaf en naar mijn mond en
daarna hurkte ik waarbij ik de geluiden maakte van iemand die diarree
heeft. Oude Jean ging nog harder vloeken. Het klonk zeer
verontwaardigd. Ik verstond zo nu en dan het woord diarree. Kennelijk
had hij dat woord begrepen dankzij mijn gebarentaal. Het geschreeuw van
Oude Jean trok de aandacht van meneer en mevrouw Koriander. En van
Paula. En van Sandra. Alle vier kwamen ze aangelopen. Oude Jean hield
op met schreeuwen en begon een opgewonden gesprek in het Frans met
Paula en meneer en mevrouw Koriander. Het enige wat ik er van verstond
was het woord diarree.
“Heb jij tegen Oude Jean gezegd dat de wijn uit deze wijngaard naar
diarree smaakt?” vroeg mevrouw Koriander streng aan mij.
“Nee” zei ik verontwaardigd. “Zoiets zou ik nooit zeggen. Ik heb hem
willen waarschuwen dat hij er diarree van zou krijgen.”
Het gesprek met Oude Jean ging verder in het Frans. Oude Jean keek mij
zeer onvriendelijk aan. Hij ging de wijnkelder in om nieuwe wijn te
halen.
“Oude Jean vertelde dat nog nooit iemand diarree heeft gekregen van de
wijn” zei mevrouw Koriander.
“In deze streek wordt wijn juist als medicijn ertegen gebruikt” voegde
Paula er aan toe.
“Staat daar een blikje bier?” vroeg meneer Koriander en hij wees naar
het bankje.
“Naaktgeboren!” riep mevrouw Koriander verbolgen. “Is dat bier van jou?”
“Ja” antwoordde ik.
“Hoe komt dat hier?”
“In de gieter.”
“In de gieter?” vroeg mevrouw Koriander verbaasd.
Meneer Koriander keek in de gieter en zei “Er zitten nog twee blikjes
in.” Hij haalde de twee blikje er als bewijsmateriaal uit en zette ze
op het bankje.
“Waarom zit er geen water in de gieter?” vroeg mevrouw Koriander. “Moet
jij de bloempotten geen water geven? Laat jij de geraniums en de
petunia’s in deze hitte verwelken?”
Ik voelde mij gekwetst in mijn eer van vakbekwaam hovenier.
“De geraniums en de petunia’s verwelken niet. Ze krijgen automatisch
water.” Ik had zonder erbij na te denken iets te snel geantwoord. Nu
had ik Jasper verraden.
“Automatisch?” vroeg Sandra verbaasd. “Hoe kan dat?”
Ik hield verder mijn mond maar mevrouw Koriander had al een vermoeden.
“Dubbeldam!” riep ze op gebiedende toon.
Jasper kwam aangerend van het koetshuis waar hij de limousine van
meneer en mevrouw Koriander aan het poetsen was.
“Kan ik u ergens mee van dienst zijn?” vroeg Jasper met een onderdanig
“Mevrouw” er achteraan.
“Krijgen de bloempotten automatisch water?” vroeg mevrouw Koriander aan
hem.
“Ja mevrouw. Er lopen waterleidingen onder de grond door. Mevrouw.”
“Natuurlijk lopen er leidingen onder de grond naar de bloempotten” zei
mevrouw Koriander snel. “Dat weet ik allang. Dat heeft Jonge Jean mij
verteld zodra wij het kasteel betrokken. Hij heeft mij het kraantje
aangewezen.”
Nu was het mijn beurt om verontwaardig te zijn. “U wist dus van het
begin af aan dat er slangetjes naar de bloempotten lopen en toch liet u
mij met die zware gieters zeulen!”
“Naaktgeboren!” zei mevrouw Koriander vermanend. “Matig je toon! Wij
lieten jou de geraniums en petunia’s met de gieter water geven omdat er
hier geen ander klusje is dat simpel genoeg is om door jou te laten
doen.”
“We hebben er een hekel aan als ons personeel de hele dag niets doet”
voegde meneer Koriander er aan toe. “Daar gaan ze zich vervelen. En
bier drinken onder werktijd.” Hij wees naar de drie blikjes
bier op het bankje.
“Dat valt mij erg van jou tegen” zei Paula. “Je had beloofd om overdag
geen bier te drinken.”
“Je had het mij ook beloofd” zei Sandra.
“Van nu af aan heeft Naaktgeboren daar geen tijd meer voor” zei mevrouw
Koriander. Zij keek mij streng aan. “Van nu af aan geef jij de
geraniums en de petunia‘s weer met de gieter water.” Ze draaide zich om
naar Jasper. “Dubbeldam! Draai meteen dat kraantje dicht!”
“Dat is belachelijk” mopperde ik. “Dat is volkomen overbodig werk. Dat
ga ik niet doen.”
Mevrouw Koriander stampte met haar voet op de grond en strekte een
dreigende vinger naar mij uit. “Naaktgeboren! Hoe durf je! Je bent
ontslagen! Jouw ruzie met Oude Jean wil ik nog door de vingers zien.
Dat zal wel op een misverstand berusten. Maar het is ontoelaatbaar dat
je onder werktijd bier drinkt. En het toppunt is dat je weigert om het
werk te doen dat je opgedragen krijgt. Je kunt gaan! Vandaag nog! Of is
er iemand hier die nog iets ten voordele van Naaktgeboren wil zeggen
dat mij op mijn besluit kan doen terugkomen?”
Hoopvol keek ik iedereen aan voor steun.
“Stuur hem maar weg” zei meneer Koriander. “Mondigheid van het
personeel is het laatste wat ik hier wil.”
“Ik ben ook boos op Ronald” zei Paula. “Omdat hij stiekem bier overdag
drinkt.”
“Daarom ben ik ook boos op hem” zei Sandra. Tot mijn teleurstelling
liet ook Sandra mij in de steek.
“Mevrouw. Meneer.” Jasper vroeg beleefd het woord.
“Dubbeldam!” zei mevrouw Koriander. “Wat heb je te zeggen.”
“Ronald heeft wel gelijk” antwoordde Jasper. Jasper nam het voor mij
op. Mijn beste vriend. Een puike peer. Een toffe gozer.
“Jij vindt dat Naaktgeboren wel gelijk heeft om bier te drinken onder
werktijd?” vroeg meneer Koriander spottend.
“O nee” zei Jasper snel. “Zelf drink ik nooit alcohol onder werktijd en
ook niet daarbuiten. Ik bedoel dat de bloempotten beter automatisch
water kunnen krijgen dan dat Ronald het met de gieter doet. De planten
krijgen met de slangen de hele dag door precies voldoende water. Dat is
de technische vooruitgang. Het levert een beter resultaat op en maakt
zwaar werk overbodig.” Jasper nam het helemaal niet voor mij op. Hij
verdedigde de technische vooruitgang. Jasper is een groot voorstander
van de technische vooruitgang maar dat had ik al verteld.
“Dadelijk ga je ons nog vertellen dat je dol bent op computers” zei
meneer Koriander schamper.
“Jasper gebruikt stiekem de computer van Simon” klikte Sandra. Het was
de tweede keer in korte tijd dat Sandra mij teleurstelde. Er zou snel
nog een derde keer volgen.
“Dat doe ik om Frans te leren via het internet” verdedigde Jasper zich.
“Daar heb je geen computer en geen internet voor nodig” zei mevrouw
Koriander. “Je bent hier in Frankrijk. Je kunt hier Frans leren door
met de Fransen te praten.”
“Net als ik dat met Oude Jean doe” zei ik trots.
“Leer jij Frans van Oude Jean?” vroeg Paula.
“Ja” antwoordde ik. “Daarom zit ik bij hem op het bankje. Ik weet al
hoe je bier en wijn in het Frans moet zeggen.” Meneer Koriander begon
hard te lachen. “En hij leert van mij Nederlands” ging ik verder.
“Bijvoorbeeld diarree. Dat heb ik hem net geleerd. Met gebarentaal.”
“Laat eens zien die gebarentaal” zei meneer Koriander.
Ik hurkte en maakte bijpassende geluiden. Meneer Koriander gierde van
de lach. Mevrouw Koriander stampte met haar voet op de grond.
“Naaktgeboren! Hou op met dat smerige gedoe!”
“Diarree klinkt in het Frans hetzelfde” zei Paula.
“Gelukkig wel” zei ik. “Anders had Oude Jean nooit mijn gebarentaal
begrepen.”
“Genoeg!” riep mevrouw Koriander en ze stampte weer met haar voet op de
grond.
“Naaktgeboren en Dubbeldam! Jullie zijn allebei ontslagen!”
“Ik ook?” vroeg Jasper met een verbaasd “Mevrouw?” er achteraan.
“Jij ook!” antwoordde mevrouw Koriander. “Jij hebt tegen ons
nadrukkelijke verbod in toch de computer van Simon gebruikt. Erger nog.
Je bent op het internet geweest. Dat is een poel des verderfs!”
“Enkel om Frans te leren” zei Jasper. “Mevrouw.”
“Daar begint het mee” nam meneer Koriander het woord van zijn vrouw
over. “Voor dat we het weten lees je op het internet allerlei
sociaaldemocratische pietpraat over rechten van werknemers.”
“Daarover heb ik inderdaad op het internet gelezen” zei Jasper.
“Meneer. In het Frans. Het was een les van de Franse cursus. De cursus
is in opdracht van de Franse overheid gemaakt speciaal voor
immigranten.”
“Daarom gaat dit land naar de bliksem” zei meneer Koriander vol vuur.
“Het personeel heeft er veel te veel rechten. Het wordt tijd dat het
hier weer een koninkrijk wordt!”
“Dubbeldam en Naaktgeboren” zei mevrouw Koriander op zakelijk toon.
“Jullie behoren niet langer meer tot het personeel. Binnen een uur
moeten jullie het kasteel verlaten hebben.”
“Maar dan gaat Sandra ook met ons mee!” riep ik uit. Sandra en ik waren
altijd onafscheidelijk geweest.
“Juffrouw Sandelhout mag met jullie mee als ze dat wilt” zei mevrouw
Koriander.
“Ik wil graag hier blijven mevrouw” zei Sandra tot mijn grote
verbazing. “Om het werk te doen. Mevrouw. Koken en de kamers
schoonmaken.” Ze maakte er een onderdanig buiginkje bij en boog licht
haar knieën. Dit was de derde keer in korte tijd dat Sandra mij
teleurstelde.
Dat was het. Jasper en ik werden uit het kasteel verjaagd. Sandra heb
ik voor het vertrek niet meer gesproken. Paula gaf ons nog wel een
afscheidszoen maar ze zei tegelijkertijd dat het onze eigen schuld was.
“Wat is hier aan de hand?” vroeg Simon die de hele middag druk op de
computer bezig was geweest met een koptelefoon op. We moesten hem woord
voor woord het hele verhaal vertellen. Hij vond het erg jammer dat hij
alles gemist had. Ik moest van hem drie keer voordoen hoe ik aan Oude
Jean in gebarentaal had uitgelegd wat diarree is. Simon had tranen in
de ogen maar die waren van het lachen en niet van het verdriet over ons
vertrek.
“Waar gaan jullie naartoe?” vroeg hij toen hij tenslotte uitgelachen
was.
“Weet ik niet” zei Jasper. “We stappen in het dafje en we zien wel. Ver
zullen we wel niet komen. De tank is bijna leeg en ik heb geen cent.”
“Ik ben ook blut” zei ik.
“Jullie hadden hier toch een vast salaris?” vroeg Simon verbaasd.
“Na aftrek van de kamerhuur en de kosten van het eten bleef daarvan
niets over” antwoordde Jasper.
“Meneer en mevrouw Koriander hebben ons nooit iets betaald” zei ik.
“We zijn nu dakloze zwervers” zei Jasper.
“Wacht even!” riep Simon. Even later kwam hij terug met twee grote
tassen.
“Dit is de kampeeruitrusting van Paula en mij. Een klein tentje maar
wel makkelijk op te zetten. Een tweepersoons luchtbed met pomp.
Slaapzakken hebben jullie zelf. Om te koken zit er een pannenset en een
brandertje bij. En mokken en borden.” Hij hielp onze tassen en de
kampeeruitrusting naar het dafje te dragen. Hij hield ons nog even
tegen voordat we wegreden. Hij pakte zijn portemonnee en leende ons
honderd euro. Simon is een toffe peer. Een puike gozer. Een echte
kunstenaar.
We reden door de toegangspoort van de wijngaard naar buiten. Ik draaide
het raampje van het dafje open en stak mijn hoofd naar buiten. Ik
voelde de wind door mijn haren strijken. Al mijn zorgen waaiden weg. Ik
haalde mijn hoofd weer binnenboord en ik trommelde op het
handschoenkastje mee met de muziek uit de autoradio.
“Ben je soms vrolijk?” vroeg Jasper chagrijnig.
Ik hield op met trommelen. “Natuurlijk ben ik vrolijk. De zon schijnt
en we hoeven niet te werken. Word jij daar niet vrolijk van?”
“Nee” antwoordde Jasper kortaf.
“We hebben geld” zei ik opgewekt. “Laten we bier gaan kopen!”
“Grmm!” gromde Jasper. Mijn poging om hem op te vrolijken was duidelijk
mislukt. In plaats daarvan deed Jasper een uur lang zijn uiterste best
om mijn zonnige humeur te verpesten. Eerst reed hij naar een
benzinestation waar hij meer dan de helft van ons geld verspilde om de
tank van het dafje te vullen. Daarna reed hij naar een supermarkt. Hier
kreeg ik weer een sprankje hoop maar ik mocht van hem geen blikjes bier
in het winkelwagentje laden. Allerlei overbodige etenswaren pakte hij
uit de schappen. Flessen bronwater en theezakjes. Crackers en blikken
maaltijdsoep. Lucifers en gaspatronen voor het brandertje. Batterijen
voor zijn zaklamp. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat Jasper geen
bezwaar maakte tegen de zakjes zoute pinda’s die ik uitkoos. Maar wat
heb je aan zoute pinda’s zonder bier? Na het afrekenen bij de kassa
hadden we nog anderhalve euro over.
“Een volle tank en genoeg eten voor een paar dagen” zei Jasper tevreden
toen we weer in het dafje zaten.
“Maar geen bier” zei ik somber.
“Wees blij dat Sandra niet met ons mee is gegaan. Dan hadden we het
eten met zijn drieën moeten delen.”
“Ik ben helemaal niet blij dat Sandra niet met ons mee is gegaan” zei
ik verdrietig. Het was Jasper gelukt. Van mijn goede humeur was dankzij
die laatste opmerking van hem niets meer over.
“Als we rustig over de tolweg rijden halen we misschien net de
Nederlandse grens” zei Jasper opgewekt.
“We hebben geen geld meer voor de tolweg” zei ik gelaten.
“Je hebt gelijk! Daar heb ik niet aan gedacht. We rijden binnendoor
naar Nederland.”
“In Nederland zijn we dakloos” zei ik verslagen.
“Je hebt alweer gelijk! We kunnen beter eerst een plan bedenken voordat
we als een dolle gaan rijden en de tank leeg raakt. We zoeken de
dichtstbijzijnde camping.”
“We hebben geen geld meer voor een camping.”
“Dan kamperen we in het wild. Ik ken van mijn wandelingen rond het
kasteel nog een prima plek.”
Jasper startte het dafje en we reden vanaf het parkeerterrein van de
supermarkt over steeds smallere wegen de heuvels in.
“Ik wist niet dat jij wandelde” zei ik tegen hem in de auto. “Jij deed
toch nooit wat aan sport?’
“Een gezonde geest in een gezond lichaam” antwoordde Jasper. “Dat is
mijn nieuwe motto. Dat stond in een autotijdschrift in een artikel over
terreinwagens. Die zijn helemaal in de mode. Ik denk eraan om het
chassis van mijn dafje te verhogen en er een grotere wielmaat onder te
zetten. Je moet met je tijd meegaan.”
Jasper stuurde het dafje van de verharde weg af over een soort
karrenspoor door een omhoog glooiend weiland. We hobbelden over een pad
vol kuilen een beukenbos in. Op een open plek in het bos stopte Jasper
de auto. De zon stond alweer laag.
Met tegenzin hielp ik de kampeeruitrusting uit de auto te halen. Geen
bier. Geen Sandra. En ik moest de nacht doorbrengen met Jasper in een
klein tentje op een tweepersoons luchtbed. Ik opende een tas om de tent
er uit te halen. Bovenop de tent lagen vier blikjes bier! Simon moest
die er snel in gestopt hebben voordat hij de kampeeruitrusting aan ons
gaf. Wat een puike kerel! Tevreden dronk ik bier en knabbelde ik
pinda’s terwijl Jasper de tent uitrolde.
“Het is hetzelfde tentje waarin we op het eiland van de zeemeerminnen
hebben geslapen” zei Jasper. “Het was toen een ramp om dat ding samen
met jou op te zetten. Ik probeer het dit keer liever alleen.”
Ik was het helemaal met Jasper eens. Liggend in de warme avondzon keek
ik toe hoe Jasper met het tentje worstelde en in het tentdoek en de
scheerlijnen verstrikt raakte. Twee blikjes bier later stond het
tentje. Nog een blikje bier later had Jasper het luchtbed opgepompt en
een blik maaltijdsoep opgewarmd. Ik maakte het laatste blikje bier open
voor bij het eten. Jasper dronk water uit een fles.
“Een volle maag geeft een milde stemming” zei Jasper tevreden nadat wij
de soep opgelepeld hadden. “Ik ben bijna in staat om jou te vergeven
dat we door jouw schuld onze baan op het kasteel kwijt zijn.”
“Dat is helemaal niet mijn schuld” verdedigde ik mij.
“Door jouw ruzie met Oude Jean kwam het uit dat de bloempotten
automatisch bewaterd werden” zei Jasper verwijtend.
“Ik maakte helemaal geen ruzie met Oude Jean. Ik probeerde hem te
waarschuwen dat hij niet van de wijn moest drinken!” Ik vertelde Jasper
dat ik in het hemelbed de twee fotografen had afgeluisterd en dat ik
had gezien hoe de man iets in de wijn van Oude Jean druppelde.
“Waarom heb je dat niet aan meneer en mevrouw Koriander verteld?” vroeg
Jasper.
“Ik was bang dat ze boos zouden worden omdat ik op een hemelbed een
dutje had gedaan en dat Sandra daar ook de schuld van zou krijgen. Nu
zou het mij niet meer uitmaken of Sandra er de schuld van kreeg. Ze is
zo onaardig geweest. Ze is helemaal niet voor ons opgekomen en ze heeft
geen afscheid van ons genomen.”
“Het viel mij ook tegen van Sandra dat zij verraadde bij meneer en
mevrouw Koriander dat ik de computer van Simon gebruikte” zei Jasper.
“Zo ken ik haar helemaal niet. Ik denk overigens dat het nu niet meer
veel uitmaakt als je het verhaal over die twee kunstfotografen aan
meneer en mevrouw Koriander vertelt Het probleem is allang
niet meer jouw onbenullige ruzie met Oude Jean. Daar stond ik ook
buiten. Het gaat nu over een fundamenteel verschil van inzicht over het
belang van de technische vooruitgang. Wacht eens even! Ik heb een
geniaal idee. Het is goed dat we zo dicht bij het kasteel kamperen.
Gelukkig ben ik niet meteen naar Nederland gereden.”
“Dankzij mij. Ik zei dat we geen geld voor de tolweg hadden.”
“Dat is een onbeduidend detail. Mijn geniale plan is om morgenavond bij
het kasteel langs te gaan. Als de bloemetjes niet verwelkt zijn dan
hebben meneer en mevrouw Koriander het automatische watergeefsysteem
aan laten staan want ze zullen niet zelf met een gieter gaan lopen. Ze
zullen dan toe moeten geven dat ze ongelijk hadden over de technische
vooruitgang en dan zullen ze ons weer in dienst nemen.”
“Meneer en mevrouw Koriander geven niet snel toe dat ze ongelijk
hebben.”
“Daar zit wat in. We moeten het zo aanpakken dat ze denken dat ze het
zelf bedacht hebben dat automatisch water geven beter is dan met de
gieter.”
“Als morgenavond de bloemetjes wel verwelkt zijn dan gaan we voor
niets. Of erger nog. Misschien zeggen meneer en mevrouw Koriander wel
dat ze Sandra met een gieter hebben laten lopen. Dan lachen ze ons uit!”
“Daar zit alweer wat in. We moeten morgen vanaf een afstand het kasteel
in de gaten houden om te zien of de bloempotten met de gieter water
krijgen of dat de bloemen verwelken. In het handschoenenkastje van het
dafje heb ik een verrekijker. Die ligt daar nog van een klusje dat ik
moest doen voor het detectivebureau van meneer en mevrouw Koriander.”
Jasper liep naar zijn auto en kwam terug met de verrekijker.
“Ik ga alvast een geschikte observatiepost voor morgen zoeken. Ga je
mee of blijf je liever hier om de vaatwas te doen?”
“Ik ga met je mee” zei ik. Ik had weinig zin in een vermoeiende
avondwandeling met Jasper maar ik had nog minder zin om de vaatwas te
doen en mij daarna zonder bier bij de tent te vervelen. We liepen een
heel eind door het beukenbos op de heuvelrug en kwamen op een smal pad
dat afdaalde naar een beekje. We sprongen over het beekje en klommen
aan de andere kant weer omhoog. De zon ging onder. De vogels begonnen
aan hun avondconcert. Bovenaan de andere heuvel ging Jasper gebukt
lopen en hij gebaarde dat ik dat ook moest doen. Tenslotte liet hij
zich op zijn buik vallen en kroop verder naar de rand van de heuvel. Ik
kroop achter hem aan. Krekels sjirpten in het geurige gras. Niet ver
beneden ons stonden de bovenste wijnstokken van de wijngaard. Een paar
honderd meter verder lag het kasteel. Met het blote oog zag ik de bonte
kleuren van de geraniums en de petunia’s in de grote bloempotten op de
balustrades van het kasteel. We keken op het achterkant van het
kasteel. Ik zag het koetshuis en de ingang van de wijnkelder. Een klein
figuurtje liep er heen en weer.
“Oude Jean sluit de wijnkelder af en gaat naar huis” zei Jasper met de
verrekijker voor zijn ogen.
Het kleine figuurtje liep van het kasteel vandaan en verdween uit het
zicht in de wijngaard. De kleuren van de geraniums en de
petunia’s vervaagden in de schemering. Er gingen lichten aan in het
kasteel. Boven onze hoofden fonkelden de eerste sterren.
“Dit is een perfecte plek voor morgen” zei Jasper. “We gaan terug naar
de tent.”
We kropen weg van de rand van de wijngaard en liepen omlaag naar het
beekje. Vanaf het beekje verdwaalden we. Uren later vonden we de tent.
Met mijn kleren aan kroop ik in mijn slaapzak. Doodmoe van de lange
avondwandeling viel ik in slaap. Lang duurde mijn nachtrust niet. De
eerste de beste keer dat Jasper zich in zijn slaap omdraaide op het
tweepersoons luchtbed werd ik gelanceerd met mijn neus tegen het lage
tentdoek. Ik wilde helemaal niet naast Jasper op een tweepersoons
luchtbed liggen. Ik wilde naast Sandra liggen. De gedachte aan Sandra
maakte mij in één keer klaar wakker. Waarom was ze zo onaardig geweest?
Waarom had ze het niet voor mij opgenomen? Waarom had ze Jasper
verraden? Waarom was ze op het kasteel gebleven bij meneer en mevrouw
Koriander? Waarom was ze niet met ons meegegaan? Waarom had ze geen
afscheid van ons genomen? Klaarwakker lag ik te piekeren en ik kreeg
trek in bier maar het bier was op. Door het tentdoek heen zag ik het
langzaam licht worden. Ik probeerde mijzelf gerust te stellen. Jasper
was er zeker van dat we morgenavond door meneer en mevrouw Koriander
opnieuw in dienst genomen zouden worden. Dan zou ik Sandra weer zien.
Alles zou goed komen. Ik zou weer overdag op het bankje bij Oude Jean
in de zon bier kunnen drinken. Bij die gedachte voelde ik mij dromerig
worden. Ik was bijna in slaap gevallen toen er vlakbij de tent een
vogel zijn snavel open deed en oorverdovend begon te kwetteren. Jasper
werd ook wakker. “Tijd om op te staan” zei hij kwiek en kroop uit het
tentje. Eindelijk had ik het luchtbed voor mij alleen. “Maak me maar
wakker als het ontbijt klaar is” zei ik en ik sloot mijn ogen. Veel te
snel reikte Jasper mij een mok thee aan. De drank was lauw maar toch
proestte ik het uit. Het smaakte meer naar maaltijdsoep dan naar thee.
“Jouw eigen schuld” zei Jasper. “Had je gisteravond maar de vaatwas
moeten doen.”
Een half uur later lagen we in het gras van de observatiepost die we de
vorige avond verkend hadden. Jasper lag op zijn buik en tuurde door de
verrekijker naar het kasteel. Ik lag op mijn rug en staarde naar de
witte wolkjes die hoog door de blauwe lucht zweefden. Heel ontspannen.
“Ik zie Oude Jean uit de wijnkelder komen met een karaf wijn en nu
loopt hij naar het bankje” zei Jasper zachtjes.
“Zijn de petunia’s al verwelkt?” vroeg ik sloom
“Nee” antwoordde Jasper.
“Is er al iemand met een gieter langs gegaan?”
“Nee.”
“Dat is hoopvol” zei ik.
“We moeten niet te vroeg juichen” zei Jasper. “De dag is nog lang. Er
kan nog van alles gebeuren. Maar voorlopig wijst alles erop dat de
bloempotten automatisch water krijgen en dat wij vanavond weer in
dienst zijn op het kasteel. Meneer en mevrouw Koriander hebben trouwens
weinig keus. Ze zullen heus niet zelf de limousine willen poetsen.”
“Als de planten via de slangetjes water krijgen wat moet ik dan als
tuinman doen?” vroeg ik dromerig.
“De uitgebloeide bloemen uit de geraniums en de petunia’s verwijderen”
zei Jasper.
Uitgebloeide bloemen afplukken. Dat leek mij wel een rustig baantje. En
tussendoor bier drinken op het bankje naast Oude Jean. Tevreden staarde
ik naar de blauwe lucht. De toekomst lachte mij toe. Een wolkje hoog
boven mij nam een rare vorm aan. Het leek wel een gieter. Haha. Ik
gniffelde zachtjes. Als het plan van Jasper lukte dan hoefde ik als
tuinman op het kasteel nooit meer net te doen alsof ik met een zware
gieter sjouwde. Plotseling schrok ik van die gedachte. Hoe kon ik dan
mijn blikjes bier naar het bankje van Oude Jean smokkelen?
“Sandra brengt een mandje stokbrood en kaas bij Oude Jean” zei Jasper
die onafgebroken door de verrekijker tuurde. “Er is iemand bij haar.
Het is de oudste zoon van Jonge Jean.”
“Die heet ook Jean en daarom noemen ze hem Jongste Jean” zei ik
slaperig.
“Hij slaat zijn arm om de middel van Sandra” zei Jasper.
“Die Oude Jean” zei ik vertederd.
“Niet Oude Jean. Jongste Jean! Hij geeft Sandra nu een zoen op de mond.”
“Ze heeft geen afscheid van ons genomen en nu zoent ze wel Jongste
Jean!” zei ik verontwaardigd. Ik draaide mij op mijn buik en ik griste
de verrekijker uit de handen van Jasper. Door de verrekijker herkende
ik duidelijk Sandra en Jongste Jean die elkaar innig kusten. De kus
leek wel uren te duren. Na afloop van de kus liep Sandra weer naar de
voorkant van het kasteel en verdween uit het zicht. Jongste Jean
kletste met Oude Jean. “Dus daarom kwam Sandra niet voor mij op” zei ik
terwijl ik door de verrekijker naar mijn rivaal in de liefde keek .
“Daarom nam ze geen afscheid. Ze heeft een oogje op Jongste Jean!”
“Ik snap het wel” zei Jasper. “Jongste Jean is een ondernemende knul.
Altijd bezig om geld te verdienen. Over een paar jaar volgt hij zijn
vader op als baas van de wijngaard terwijl jij het nooit verder zal
schoppen dan tuinman. Als ik Sandra was dan zou ik ook voor Jongste
Jean kiezen. Het is een sympathieke knul. Ik had Sandra altijd al een
betere partij gewenst dan jij bent. Ik hoop dat ze samen gelukkig
worden.”
“Sympathieke knul!” gromde ik binnensmonds. “Betere partij! Samen
gelukkig worden!” Jasper was niet langer meer mijn beste vriend. Van
mijn beste vriend had ik meer steun verwacht. Jasper heulde met de
vijand! Door de verrekijker volgde ik Jongste Jean die vanaf het bankje
richting het koetshuis liep. Hij bleef staan bij een grote bloempot.
“Hij haalt de uitgebloeide bloemen uit de geraniums” riep ik nog bozer.
“Dat is mijn werk!”
“Kennelijk is Jongste Jean nu aangenomen als tuinman” zei Jasper. “Pech
voor jou.”
Pech voor mij! Mijn hele toekomst was zojuist in duigen gevallen en dat
was alles wat Jasper er over zei!
“Je bent niet langer meer mijn beste vriend” zei ik teleurgesteld tegen
Jasper.
“Was ik dat dan?” antwoordde Jasper onverschillig.
Jongste Jean liep verder naar het koetshuis en opende de deuren.
“Wat doet Jongste Jean daar?” vroeg Jasper ongeduldig en hij pakte de
verrekijker uit mijn handen.
“Hij gaat de limousine poetsen!” riep Jasper vol verbazing. “Hij heeft
mijn baantje ingepikt. De schurk! Dus daarom heeft Sandra mij verraden
bij meneer en mevrouw Koriander. Zodat Jongste Jean klusjesman op het
kasteel kan worden!”
“En tuinman” voegde ik er aan toe.
Sandra en Jongste Jean zijn een stelletje…”
“Ellendelingen!” vulde ik Jasper aan.
“Ellendelingen is nog veel te aardig. Ik neem alle lovende woorden
terug die ik daarnet over Jongste Jean heb gezegd. Dat ik mij zo in hem
heb kunnen vergissen.”
“En ik in Sandra.”
“Je komt er wel over heen” stak Jasper mij een hart onder de riem.
Jasper was weer mijn beste vriend. Een toffe peer. Een puike gozer.
Niets is beter voor de vriendschap dan een stelletje gezamenlijke
vijanden.
“Daar komen die twee kunstfotografen” zei Jasper. “De vrouw
neemt een foto van Oude Jean. Ze vraagt of Jongste Jean er bij komt. De
man loopt naar het bankje.”
“Die willen vast weer iets in de wijn van Oude Jan gooien!” riep ik
opgewonden.
Ik graaide de verrekijker uit de handen van Jasper. Ik zag hoe Oude
Jean en Jonge Jean voor de foto poseerden. Ze leunden op de balustrade
en tuurden over de wijngaard. Ze stonden met hun rug naar het bankje
waar de karaf van Oude Jean op stond. Ik zag de mannelijke fotograaf
zich buigen over de wijnkaraf. De twee kunstfotografen liepen weer weg.
Oude Jean ging op het bankje zitten en schonk twee glazen wijn in. Zijn
kleinzoon kwam naast hem zitten en kreeg een glas wijn.
“Oude Jean en Jongste Jean drinken allebei van de wijn” zei ik. “We
moeten ze waarschuwen. Dadelijk krijgen ze allebei diarree.”
“Ik heb er helemaal geen moeite mee als Jongste Jean diarree krijgt”
zei Jasper.
“Ik ook niet. Maar Oude Jean mag niet ziek worden. Die is altijd aardig
voor mij geweest.”
“Je hebt Oude Jean gisteren al genoeg gewaarschuwd” zei Jasper en hij
pakte de verrekijker van mij af.
Ik draaide mij op mijn rug en staarde naar de blauwe lucht met de warme
zon op mijn gezicht. Wat moest ik doen? Als ik Oude Jean nog op tijd
wilde waarschuwen om niet van de wijn te drinken dan moest ik snel
zijn. Door de wijngaard omlaag rennen en de trappen naar het kasteel
op. Heel vermoeiend. Oude Jean zou mij vast weer niet begrijpen en dan
moest ik de wijn weer op de grond gooien. Dat zou Oude Jean niet leuk
vinden. Hij zou de wijn verdedigen en Jongste Jean zou hem daarbij
helpen. Twee tegen één. Niet eerlijk. En heel vermoeiend. Als Oude Jean
mij wel zou begrijpen dan zou Jongste Jean ook niet van de wijn drinken
en dat zou jammer zijn. Jongste Jean verdiende het om diarree te
krijgen. Ik besloot om niet naar het kasteel te rennen. Ik bleef in het
gras liggen. In de zon. Heel ontspannen. Jasper tuurde naast mij door
de verrekijker naar het kasteel. Hommels en bijtjes vlogen heen en weer
tussen de wilde bloemen die aan de rand van de wijngaard bloeiden. Ik
luisterde met mijn ogen dicht naar het gezoem van hun vleugeltjes.
“Het laxeermiddel begint te werken” zei Jasper met een stem vol
leedvermaak vanachter de verrekijker.
Ik draaide mij op mijn buik. Met het blote oog zag ik een figuurtje de
wijngaard in rennen. Een tweede figuurtje strompelde er achter aan.
“De ingang van de wijngaard is nu onbewaakt” zei ik bezorgd.
“Dat is precies wat die twee fotografen willen” zei Jasper. “Daarom
hebben ze het laxeermiddel in de wijn van Oude Jean gedaan. Daar komen
ze al. Recht op de ingang van de wijnkelder af. Ze gaan nu naar binnen.
Ik ga naar meneer en mevrouw Koriander toe! ”
“Nu al naar meneer en mevrouw Koriander?” vroeg ik verbaasd. “We weten
nog niet of de geraniums en de petunia’s gaan verwelken.”
“Ik heb bewijs dat hun nieuwe klusjesman onder werktijd alcohol drinkt
en dat twee van hun gasten iets in hun schild voeren. Dat moet genoeg
zijn om weer in de gunst te komen. Laat het gesprek met meneer en
mevrouw Koriander maar aan mij over. Jij blijft hier om de ingang van
de wijnkelder in de gaten houden.”
Jasper gaf mij de verrekijker en hij stond op. “Ik geef je wel een
seintje als jij ook kan komen.” Hij holde door de wijngaard omlaag naar
het kasteel. Ik deed wat Jasper mij had opgedragen. Met de verrekijker
hield ik de ingang van de wijnkelder in de gaten. Jasper rende de
trappen naar het kasteel op en verdween de hoek om naar de hoofdingang.
Even later rende een zwart hondje de wijnkelder uit en verdween meteen
uit zicht. Dat was Fifi! Die had ik al dagen niet meer gezien. Daarna
gebeurde er lange tijd niets. De fotografen bleven in de wijnkelder.
Oude Jean en Jongste Jean zaten nog ergens in de wijngaard of waren
naar hun huis gegaan. Jasper had kennelijk meer moeite om weer bij
meneer en mevrouw Koriander in de gunst te komen dan hij had gedacht.
Mijn taak viel mij ook steeds zwaarder De zon was niet langer aangenaam
warm maar brandde op mijn huid. Ik kreeg honger en ik at de zoute
pinda’s die ik als proviand had meegenomen. Van de zoute pinda’s kreeg
ik dorst en ik dronk bronwater uit de fles van Jasper. Van het
bronwater kreeg ik trek in bier maar er was geen bier. In het kasteel
was bier. Daar probeerde Jasper weer in de gunst van meneer en mevrouw
Koriander te komen. Eindelijk! Daar zag ik Jasper om de hoek van het
kasteel komen en naar de trappen lopen. Hij zwaaide naar mij met iets
blinkends in zijn hand. Ik draaide de verrekijker scherp. Ik zag het
goed! Het was een blikje bier! Het was Jasper gelukt om weer in de
gunst te komen! Ik stond op en sjokte door de wijngaard omlaag naar het
kasteel met de verrekijker om mijn nek en de zak zoute pinda’s in de
ene hand en de fles bronwater in de andere. Zo kon Jasper ook iets
drinken om ons succes te vieren. In de hitte van de brandende zon leek
het kasteel nog kilometers ver weg. Gelukkig was Jasper de stenen
trappen al afgedaald en kwam hij mij tussen de wijnstokken door
tegemoet. Halverwege de wijngaard greep ik het blikje bier dat Jasper
mij aanreikte. Ik gaf hem de fles bronwater. Ik opende het blikje bier
en ging tussen de wijnstokken op de grond zitten.
“Ik ben weer aangenomen als klusjesman en chauffeur” zei Jasper en hij
nam een slok bronwater.
“Ben ik weer tuinman?” vroeg ik en ik nam een slok bier.
“Natuurlijk niet” zei Jasper. “Dan had ik nooit het blikje bier voor
jou meegenomen. Meneer en mevrouw Koriander willen niet dat hun
personeel onder werktijd alcohol drinkt. Daarom hebben ze mij weer
aangenomen zodra ik vertelde dat Jongste Jean diarree heeft omdat hij
van de wijn van Oude Jean had gedronken. Bovendien hebben ze geen
tuinman meer nodig. Ik heb hen kunnen overtuigen van het nut van de
technologische vooruitgang. Ze laten het automatische watergeefsysteem
voortaan aan staan.”
“En wie haalt de uitgebloeide bloemen er uit?” vroeg ik verbaasd.
“Dat hoort nu bij het werk van de klusjesman.”
“Jij hebt mijn werk ingepikt!” riep ik verontwaardigd.
“Ik moest wel” zei Jasper. “Alleen op die voorwaarde wilden meneer en
mevrouw Koriander mij weer in dienst nemen. Ik moet hetzelfde werk doen
als Jongste Jean en die haalde ook de uitgebloeide bloemen er uit.
Laten we teruggaan naar het bos waar de tent staat. Daar is schaduw.
Bovendien wil ik mijn dafje ophalen.”
We liepen de wijngaard uit en de top van de heuvel over. Aan de andere
kant daalden we door het bos af naar het beekje.
“Zijn meneer en mevrouw Koriander mij niet dankbaar?” vroeg ik aan
Jasper.
“Waarvoor?” vroeg Jasper.
“Dankzij mij weten ze dat die fotografen laxeermiddel in de wijn van
Oude Jean hebben gedaan. Dankzij mij kunnen ze die snuiters nu
betrappen in de wijnkelder.”
“Meneer en mevrouw Koriander willen die fotografen helemaal niet
betrappen in de wijnkelder“ zei Jasper. “En meneer en mevrouw Koriander
hebben hen zelf het laxeermiddel gegeven om in de wijn van Oude Jean te
doen. Dat vertelden meneer en mevrouw Koriander mij daarnet.”
“Waarom?” vroeg ik verbaasd.
“Daarover hebben ze niets gezegd” antwoordde Jasper. “En ik heb er niet
naar gevraagd. Meneer en mevrouw Koriander houden er niet van als hun
personeel brutaal is. Ik wil mijn baantje niet meteen weer kwijt raken.
En mijn huisvesting in het kasteel. Ik heb er als klusjesman weer kost
en inwoning.”
“En waar moet ik dan wonen?” vroeg ik.
“Dat heb ik geregeld” zei Jasper trots.
“Mag ik ook terug naar het kasteel?” vroeg ik hoopvol.
“Natuurlijk niet” antwoordde Jasper. “Het kasteel is alleen voor
personeel. En voor betalende gasten en dat kan jij nooit betalen. Ik
heb het met Simon besproken. Je mag voorlopig de tent en de
kampeerspullen lenen. Het blikje bier kwam ook van hem.”
“Dat is aardig van Simon” zei ik en ik nam het laatste slokje bier uit
het blikje.
“En aardig van mij” zei Jasper. “Ik heb speciaal voor jou Simon
opgezocht en gestoord bij zijn werk op de computer. En het blikje bier
van Simon voor jou meegenomen. Als mevrouw Koriander dat had gezien…”
“Ik had het aardiger gevonden als je niet mijn baantje op het kasteel
had ingepikt” mopperde ik.
“Je kunt niet alles hebben” zei Jasper onverschillig.
Over smalle bospaadjes vonden we ons kamp terug zonder te verdwalen.
Jasper kroop in de tent om zijn slaapzak en zijn andere spullen te
pakken. Hij gooide zijn slaapzak op de achterbank van het dafje.
“Je hoeft voorlopig niet van de honger om te komen” zei Jasper bij
wijze van afscheid. “Ik laat al onze boodschappen hier achter in de
tent. Je hebt nog genoeg crackers en blikken soep voor een week.”
“Maar geen bier meer” zei ik somber.
“Je kunt niet alles hebben” zei Jasper voor de tweede keer en
hij stapte in zijn dafje en hij reed weg.
Ik ging in de schaduw van het beukenbos op mijn rug liggen om rustig na
te denken. Ik keek omhoog langs de gladde stammen en door de zich
steeds fijner vertakkende boomkruinen naar het donkergroene bladerdak.
“Je kunt niet alles hebben.” Dat had Jasper tot twee keer toe gezegd.
Nou. Ik had helemaal niks meer. Geen werk. Geen geld. Geen bier. En
Sandra had mij verraden voor Jongste Jean. Bijna was ik in huilen
uitgebarsten. Gelukkig bedacht ik op tijd dat ik nu die nacht het
tweepersoons luchtbed voor mij alleen had. Zonder Jasper naast mij.
Heerlijk ontspannen. Met een glimlach op mijn gezicht droomde ik weg.
In mijn droom hoorde ik een bekende stem hallo roepen. Ik werd wakker en opende mijn
ogen. Simon stond in zijn strakke felgekleurde fietskleren naast zijn
terreinfiets vlakbij de tent. Hij hield zijn hand boven zijn ogen tegen
het zonlicht en hij tuurde om zich heen. In de schaduw kwam ik overeind
van de zachte bosgrond.
“Ha daar ben je” zei Simon.
“Jaaaaah” gaapte ik. Ik rekte mij uit en stond op en liep naar Simon
toe.
“Jasper vertelde mij dat ik je hier kon vinden” zei Simon.
“Tof dat je er bent” zei ik. “Verder laat iedereen mij in de steek. Ook
Jasper.”
“Je moet het Jasper niet kwalijk nemen” zei Simon. “Hij heeft mij
speciaal gevraagd om bij jou langs te gaan toen hij zag dat ik mijn
fiets uit het koetshuis pakte voor een tochtje door de heuvels. Hij
maakte zich achteraf toch wel een beetje zorgen dat hij jou alleen had
achtergelaten in het bos.”
“Waarom is hij zelf niet gekomen?” vroeg ik boos.
“Jasper heeft het te druk” zei Simon lachend. “Hij moest meteen weer
aan de slag van meneer en mevrouw Koriander. Achterstallig poetswerk
aan de limousine. Jongste Jean had als klusjesman de hele ochtend nog
helemaal niets gedaan behalve wijn drinken samen met zijn opa Oude
Jean. Daarna is ie ziek naar huis gegaan. Net als Oude Jean.”
“Diarree” zei ik.
“Hoe weet jij dat?” vroeg Simon verbaasd.
Ik vertelde alles wat ik wist over de twee kunstfotografen en het
laxeermiddel. En dat Sandra mij verraden had voor Jongste Jean. En dat
Jasper mijn baantje als tuinman had ingepikt. Op het laatst kon ik mijn
tranen niet meer inhouden.
“Iedereen is zo gemeen!” riep ik snikkend.
Simon liet zijn fiets op de grond vallen en legde troostend een arm om
mijn schouder. Een toffe peer. Een echte kunstenaar. Samen gingen we op
de grond zitten naast de tent.
“Ik denk dat het vooral door meneer en mevrouw Koriander komt” zei
Simon. “Misschien was het toch niet zo goed idee om met z‘n allen in
het kasteel te gaan wonen. Meneer en mevrouw Koriander willen altijd
alles naar hun hand zetten. Volgens mij hebben ze Sandra aan Jongste
Jean gekoppeld. En nu dat verhaal over dat laxeermiddel. Meneer en
mevrouw Koriander voeren iets in hun schild. Ze spelen onder één hoedje
met Kathlyn en Jerry.”
“Je bedoeld die twee fotografen?” vroeg ik. “Hogeboom of Lageweide of
zoiets.”
“Boomsma - van der Weide. Zo noemen ze zichzelf hier. Maar in
werkelijkheid heten ze anders. Hun gezichten kwamen mij bekend voor
maar niet als fotografen. Ik ben op internet gaan zoeken en heb ze
gevonden. Het zijn geen fotografen maar paranormale onderzoekers?”
“Paranormale wat?” vroeg ik.
“Spokenjagers” zei Simon.
“Dus geen kunstenaars?”
“Nee” antwoordde Simon.
“Dat dacht ik al” zei ik. “Ze waren helemaal niet aardig. Hoe heten ze
echt?”
“Glaxo en Peirrera“. antwoordde Simon nadenkend. “Tenminste. Onder die
naam schrijven ze populaire boeken over geestverschijnselen en
spookhuizen. Trouwens. Bij dezelfde uitgeverij als de boeken van Ilene
Lilas over kabouter Ischias. Dat vond ik op internet.”
“Die uitgeverij is opgericht door mevrouw Koriander!” riep ik verbaasd.
“Inderdaad” zei Simon. “Meneer en mevrouw Koriander zijn er nog steeds
eigenaar van. Eerst zag ik daar geen verband tussen. Nu weet ik dat
meneer en mevrouw Koriander een flesje laxeermiddel aan Kathlyn en
Jerry hebben gegeven om in de wijn van Oude Jean te doen. Alles wijst
erop dat ze elkaar beter kennen. Toch stelde mevrouw Koriander ze aan
ons voor als het beginnende kunstenaarsechtpaar Boomsma - van der
Weide.”
Simon haalde peinzend zijn hand door zijn glad gekamde en hip geknipte
haar.
“Vreemd allemaal” mompelde hij. “Waarom helpen meneer en mevrouw
Koriander hen om met behulp van een laxeermiddel Oude Jean van zijn
bankje bij de ingang van de wijnkelder te verjagen? Wat zoeken die twee
in de wijnkelder?”
“Misschien willen ze laxeermiddel in de wijn doen zodat heel Frankrijk
diarree krijgt” zei ik verontwaardigd.
‘”Heel Frankrijk diarree!” riep Simon lachend. “Dat moeten we zien te
voorkomen! Ik ga direct terug naar het kasteel. De zaak onderzoeken.”
“Zal ik mee gaan?” vroeg ik hoopvol.
“Nee” antwoordde Simon. “Het is voorlopig beter dat je hier blijft. Heb
je genoeg te eten?”
“Eten wel maar het bier is op.”
“Nu al?” vroeg Simon verbaasd. “Ik had Jasper vanochtend nog zes
blikjes voor jou meegegeven.”
“Hij had er maar één bij zich.”
“Ik snap het al” zei Simon. “Hij was zeker bang dat hij door mevrouw
Koriander betrapt zou worden met zes blikjes bier in zijn handen.”
Simon haalde een bidon van zijn fiets en gaf die aan mij. “Hier. Nog
bijna vol.”
“Bier?” vroeg ik hoopvol.
“Nee” antwoordde Simon. “Absint. Brandewijn met anijs en alsem. Sterk
verdund met water. Heb ik altijd een bidon van bij me als ik ga
fietsen. Krijg ik inspiratie van. Niet aan Paula verklappen!”
“Ik zie Paula toch nooit meer!” zei ik verdrietig. “Ze is boos op mij
omdat ik teveel bier drink. Daarom heeft ze me niet geholpen toen
mevrouw Koriander mij van het kasteel wegstuurde.”
“Paula draait wel bij” zei Simon. “Zodra ik terug ben op het kasteel
dan ga ik haar alles vertellen. Paula en ik hebben tegenwoordig geen
geheimen meer voor elkaar.”
“Behalve dan de absint” zei ik.
“Mondje dicht daarover” zei Simon met een knipoog. “Vanavond kom ik
weer langs. Dan neem ik Paula mee.”
“Gezellig” zei ik. Ik had Paula al zo lang niet meer gesproken. Een
hele dag. Ik keek er naar uit om haar weer te zien.
“Tot vanavond!” zei Simon. Hij zette zijn fiets overeind en stapte op
en fietste weg. Ik bleef eenzaam achter bij het tentje. Gelukkig zouden
die avond Simon en Paula langskomen. Aardige lui. Echte kunstenaars.
Ik nam de bidon van Simon mee naar de schaduw. Absint had ik nog nooit
gedronken. Ik zette het drinktuitje aan mijn mond en nam een klein
slokje. Dat smaakte bitter! Van schrik liet ik de bidon op de grond
vallen. Om de vieze smaak weg te spoelen liep ik naar het tentje voor
een fles bronwater. Ik pakte meteen ook een zakje pinda’s en ging weer
terug naar de schaduw. Na een paar flinke teugen water en een handje
pinda’s strekte ik mij achterover. Mijn hoofd raakte iets. Het was de
bidon van Simon met absint. Ik nam een slokje. En nog één. Het drankje
maakte mij tegelijkertijd licht en helder in mijn hoofd. Ik voelde mij
een andere Ronald. Alsof ik alles scherper zag. Zo nu en dan nam ik een
slokje uit de bidon. Niet te veel. Niet te snel. Rustig aan. De kleuren
om mij heen werden feller. Ieder geluidje kon ik horen. De vogeltjes in
de takken. Een muisje dat over het mos trippelde. Het ruisen van de
beek in de verte. En de geuren! Vermolmd hout dichtbij. Bloemen in de
verte. Zonvlekken en schaduwen verschoven langzaam over de bosgrond.
Zorgeloos dreef ik voort op de kabbelende stroom van de tijd. Een zacht
knorren van mijn maag waarschuwde mij dat de middag was overgegaan in
de avond. Ik pakte een blik soep uit het tentje en lepelde het koud
leeg. Langzaam. Lepel voor lepel. Tevreden nam ik de laatste slokjes
uit de bidon. Ik hoorde de stem van Simon. En die van Paula. Snel legde
ik de lege bidon in de tent. Paula mocht niets weten van de absint. Net
op tijd.
“Ha die Ronald!” riep Paula enthousiast. “Ik heb van Simon gehoord dat
je geen bier meer drinkt. Wat goed van jou!” Ze stapte van haar fiets.
Ik gaf haar drie zoenen in de lucht. Zo hoort het.
“Inderdaad geen bier meer” zei ik en dacht aan de absint. Daarover
mocht ik niets aan Paula vertellen. Dat had ik aan Simon beloofd. Ook was
ik blij dat Paula niet meer boos op mij was.
“We hebben nieuws uit het kasteel” zei Simon. “Over de twee
fotografen. Kathlyn Glaxo en Jerry Perreira. Mevrouw Koriander heeft nu
zelf ook toegegeven dat ze zo heten.”
“Die twee kwamen niet opdagen voor het avondeten” zei Paula. “Mevrouw
Koriander was erg ongerust. Ze vertelde dat het twee paranormale
onderzoekers zijn en dat ze hen had uitgenodigd om in de wijnkelder van
het kasteel op geesten te jagen.”
“Ik heb ze vanochtend de wijnkelder in zien gaan” zei ik. “Zodra Oude
Jean en Jongste Jean diarree kregen van het laxeermiddel dat die twee
abnormale fotografen in hun wijn hadden gedaan.”
“Paranormaal” zei Simon lachend. “Het zijn paranormale onderzoekers.
Geen abnormale.”
“Paranormaal of abnormaal. Gewoon niet normaal!” zei ik boos. “Oude
Jean vergiftigen om stiekem de wijnkelder in te kunnen gaan! Ze hadden
het toch gewoon aan Jonge Jean kunnen vragen. Dan had hij ze een
rondleiding gegeven.”
“Die vraag hebben we aan meneer en mevrouw Koriander gesteld” zei
Paula. “Daar gaven ze geen duidelijk antwoord op. Volgens meneer
Koriander wilde Jonge Jean geen toestemming geven voor onderzoek naar
geesten in de wijnkelder. Jonge Jean zou bang zijn dat het slecht is
voor de wijn.”
“Natuurlijk is het slecht voor de wijn” zei ik. “Die twee schurken
gooien er laxeermiddel in!”
“Dat denk ik niet” zei Simon lachend. “Ze hebben het flesje
laxeermiddel gekregen van meneer en mevrouw Koriander. Die zijn
mede-eigenaar van de wijngaard. Die zouden het nooit goed vinden dat er
met de wijn geknoeid wordt. Het was bovendien maar een klein flesje
laxeermiddel. Veel te weinig voor de duizenden liters wijn die in de
kelder liggen.”
“Er moet iets anders aan de hand zijn“ zei Paula. “Iets wat meneer en
mevrouw Koriander geheim willen houden voor Jonge Jean.”
“En voor ons” zei ik verontwaardigd.
“Misschien zijn ze op zoek naar een schat” zei Simon peinzend.
“Wat voor een schat?” vroeg ik verbaasd.
“Gewoon” zei Simon lachend. “Een schat. Een grote kist vol met sieraden
en edelstenen en zilveren en gouden munten.”
“Ligt er dan een schat onder het kasteel?” vroeg Paula.
“Dat weet ik niet” antwoordde Simon. “Maar in de boeken van Glaxo en
Perreira staat altijd minstens één hoofdstuk dat ze een schat vinden op
aanwijzing van geesten.”
“Dan zullen die twee wel stinkend rijk zijn” zei ik jaloers.
“Nee” antwoordde Simon. “Ze geven de schat altijd terug aan de
nabestaanden van de geesten. Dat doen ze om de geesten tot rust te
brengen die de schat bewaakten. Dat schrijven ze in hun boeken.”
“Een schat is een goede verklaring voor het geheimzinnige gedoe”. zei
Paula. “Het kasteel is maar voor de helft van meneer en mevrouw
Koriander. Als ze er een schat vinden dan moeten ze delen met Jonge
Jean. Kennelijk willen meneer en mevrouw Koriander de schat voor
zichzelf houden.”
“Dan komen de geesten niet tot rust” zei ik. “Tenminste als die twee
paranormale boekenschrijvers gelijk hebben.”
“Daar maken meneer en mevrouw Koriander zich niet druk om” zei Paula.
“Ze geloven niet in geesten.”
“Maar wel in schatten” zei Simon lachend. “Wij gaan nu terug naar het
kasteel. Kijken of Glaxo en Perreira al tevoorschijn zijn gekomen en of
wij wat meer te weten kunnen komen.”
Paula en Simon namen afscheid en fietsten het bos in. Even later was
Simon er weer.
“Ik heb tegen Paula gezegd dat ik hier mijn fietshandschoenen heb laten
liggen maar ik kom eigenlijk om de bidons om te wisselen” zei hij met
een knipoog.
Ik pakte de lege bidon uit de tent en gaf deze aan Simon. Ik kreeg er
een volle voor terug.
“Genoeg absint om een eenzame nacht in het bos mee door te komen” zei
Simon en hij fietste snel weer weg. Ik keek hem na. Een toffe gozer.
Een puike peer. Een echte kunstenaar.
Het werd langzaam donker in het bos om mij heen. Eerst werd het stil
maar daarna hoorden ik allerlei enge geluiden. Ik nam een paar slokken
absint. Dat hielp. Ik was minder bang. Plotseling kwam er een zwart
beest tussen de donkere stammen door op mij afrennen. Het was Fifi. Ze
sprong kwispelend tegen mij op. Ik gaf haar wat stukjes cracker en nam
haar mee het tentje in. Het hondje ging naast mij liggen op het
luchtbed. Dankzij de absint en Fifi was ik nergens meer bang voor en ik
viel in een diepe slaap.
Ik werd wakker van het rinkelen van een fietsbel. De zon scheen op het
tentdoek. Fifi lag niet meer in de tent. Ik ging naar buiten en zag
Ronald met zijn fiets.
“Goedemorgen!” zei Simon opgewekt. “De groeten van Paula. En
van Sandra”
“Ahww” gaapte ik slaperig als antwoord. “Heb je hier weer iets laten
liggen?”
“Nee” antwoordde Simon lachend. “Maar ik kom wel de bidons omwisselen.
En om ons complot te bespreken.”
“Complot?” vroeg ik terwijl ik mij uitrekte.
“Paula en ik vinden het schandalig dat meneer en mevrouw Koriander jou
buiten in het bos laten slapen” zei Simon. “Daarom hebben wij
vanochtend bij een ontbijtje in de keuken een plan bedacht om jou terug
te krijgen in het kasteel.”
“Ik wil niet terug naar het kasteel” zei ik verdrietig. “Daar is Sandra
en die houdt niet meer van mij.”
“Maak je daarover geen zorgen” lachte Simon. “Sandra heeft het
uitgemaakt met Jongste Jean. Dat is trouwens een mooi verhaal. Ze ging
gisteravond op ziekebezoek bij hem en toen bleken er al vijf meisjes
uit het dorp te zijn die ruzie met elkaar maakten wie zijn echte
vriendin was. Jongste Jean had zichzelf op het toilet opgesloten onder
het mom van zijn diarree.” Simon schaterde van de lach en ik moest zelf
ook glimlachen.
“Sandra vroeg speciaal aan mij om aan jou de groeten te doen” zei
Simon. “Volgens mij wil ze het weer goedmaken. Zonder de dreigementen
van mevrouw Koriander had ze het ook nooit met Jongste Jean aangelegd.”
“Dreigementen?” vroeg ik verbaasd.
“Dat vertelde Sandra” zei Simon. “Mevrouw Koriander dreigde haar te
ontslaan als ze zich niet liet koppelen aan Jongste Jean. Mevrouw
Koriander hoopte dat Sandra dan bij Jongste Jean in het dorp zou gaan
wonen. Ik geloof dat mevrouw Koriander zich nogal zorgen maakt over de
aandacht die meneer Koriander aan Sandra geeft.” Simon gniffelde.
“Ik wil alleen terug naar het kasteel als ik in een hemelbed mag
slapen” zei ik koppig.
“Met minder zou ik geen genoegen nemen” lachte Simon.
“In een hemelbed samen met Sandra” voegde ik eraan toe.
“Je hebt Sandra dus al vergeven?” vroeg Simon.
“Alleen als zij met mij in een hemelbed wilt slapen” zei ik drammerig.
“Gelukkig!” riep Simon tevreden. “Sandra zit namelijk ook in het
complot. En het doel van het complot is precies dat jij weer in het
kasteel mag slapen maar dan wel in een hemelbed. En wat Sandra betreft
samen met haar. Dat heeft ze tegen Paula en mij gezegd. Tenminste als
jij dat ook wilt.” Dat laatste zei Simon met een knipoog.
“Natuurlijk wil ik dat” zei ik ongeduldig. “Vertel nu maar snel over
dat complot!”
“Weet je wat een Ouija-bord is?” begon Simon.
“Is dat niet een eng apparaat om geesten mee op te roepen?” vroeg ik
angstig.
“Dat is allemaal een verkooppraatje van de Amerikaanse
speelgoedfabrikant die het op de markt brengt” antwoordde Simon
lachend. “Het is niet meer dan een groot houten bord waarop de letters
van het alfabet en de cijfers nul tot en met tien zijn afgebeeld. En
meestal ook de woorden Ja en Nee. De naam Ouija komt trouwens van de
samenvoeging van Oui en Ja. De bedoeling is dat meerdere mensen een
houten schijfje met een wijzer vasthouden en samen over het bord
heenschuiven van letter naar letter totdat er een antwoord op een vraag
ontstaat. Daarbij krijgen de mensen het gevoel alsof het houten
schijfje vanzelf de letters aanwijst zonder dat iemand van de groep er
bewust naar toe stuurt. Dat is natuurlijk maar een illusie want keer op
keer is bewezen dat er alleen een zinnig antwoord ontstaat als de
deelnemers de letters kunnen zien. Als ze geblinddoekt zijn dan zijn ze
meestal niet eens in staat om letters aan te wijzen. Laat staan om
woorden te vormen. Dus meestal zijn er één of meer mensen in de groep
die de zaak bedonderen en bewust het houten schijfje naar bepaalde
letters toe schuiven. En dat is precies wat Paula en Sandra en ik
willen gaan doen. We willen met behulp van een Ouija-bord meneer en
mevrouw Koriander overtuigen om jou in het kasteel in een hemelbed te
laten slapen.”
“Samen met Sandra” zei ik vastberaden.
“Samen met Sandra” herhaalde Simon lachend. “Paula is nu bezig een
Ouija-bord te schilderen. Vanavond is de verf droog. Om middernacht zit
iedereen in het kasteel aan het Ouija-bord.”
“Maar hoe krijgen jullie meneer en mevrouw Koriander zo ver dat ze
meedoen met dat enge bord?” vroeg ik.
“Dat laten we aan Kathlyn Glaxo en Jerry Perreira over” antwoordde
Simon.
“Maar die twee spokenjagers zitten toch nog opgesloten in de
wijnkelder?”
“Dat is een ander mooi verhaal” lachte Simon. “Om elf uur ’s
avonds waren Glaxo en Perreira nog steeds niet uit de
wijnkelder gekomen. Meneer en mevrouw Koriander stuurden toen Jasper de
wijnkelder in om ze te gaan zoeken. Hij zag zo bleek van angst dat
Paula en ik met hem mee zijn gegaan. In de wijnkelder zelf was niemand.
Vanuit de wijnkelder zijn we rond middernacht de onderaardse gangen
onder het kasteel in gegaan.”
“Durfden jullie dat?” vroeg ik vol bewondering.
“Paula en ik hebben ons eerst de nodige moed ingedronken in de
wijnkelder” lachte Simon. “Jasper bleef trouwens in de wijnkelder op
ons wachten.”
“Wat een lafaard!” riep ik boos.
“Hij had ook geen wijn gedronken” zei Simon.
“Jasper drinkt nooit alcohol” zei ik. “En hij is altijd een lafaard.”
“Daar heb je wat gisteravond betreft in ieder geval gelijk in” zei
Simon. “Maar als Fifi niet plotseling de wijnkelder in was komen lopen
dan hadden Paula en ik nog heel wat meer wijn moeten drinken!”
“Fifi?” vroeg ik verbaasd. “Die was gisteravond nog bij mij in de tent.
Ze moet weggegaan zijn nadat ik in slaap gevallen was.”
“Even voor middernacht kwam het hondje langs de traptreden omlaag de
wijnkelder in” vertelde Simon. “Ze blafte naar ons en ging
daarna bij de opening naar de onderaardse gangen staan. Paula en
ik zijn met
haar meegegaan naar binnen toe. Binnen tien minuten hadden we Glaxo en
Perreira gevonden. Ze waren hopeloos verdwaald geraakt in het doolhof
van gangen. Ze waren zo blij met onze komst dat ze ons spontaan
opbiechtten dat ze in opdracht van meneer en mevrouw Koriander op zoek
waren naar een schat.”
“Hadden ze iets gevonden” vroeg ik nieuwsgierig.
“Enkel stof en spinnenrag” lachte Simon. “Fifi leidde ons weer veilig
terug naar de wijnkelder. Daar dronken Glaxo en Perreira nog een paar
glazen wijn met ons. Om van de schrik te bekomen en omdat ze al die
tijd in de onderaardse gangen niets gedronken hadden. Ik vroeg min of
meer voor de grap of ze al een Ouija-bord hadden gebruikt bij hun
speurtocht naar de schat. Glaxo en Perreira gingen hier heel serieus op
in. Ze vertelden dat ze geen Ouija-bord bij zich hadden maar dat ze het
anders zeker zouden gebruiken om aan de geesten te vragen waar de schat
verborgen was. Paula stelde toen voor om er één voor hen te schilderen.
Glaxo en Perreira waren heel enthousiast. Helemaal toen Paula en ik
aanboden om met de seance mee te doen. Ze zeiden uit zichzelf dat ze
meneer en mevrouw Koriander gingen vragen om er ook bij te zijn.
Vanochtend hebben we dit allemaal bij een ontbijtje in de keuken aan
Sandra vertelt nadat Jasper weg was gegaan. Toen kwamen wij op het idee
van het complot.”
“Kan ik vannacht al in een hemelbed slapen samen met Sandra?” vroeg ik
hoopvol.
“Niet zo ongeduldig” lachte Simon. “Eerst moet de verf van het
Ouija-bord nog drogen! Ik verwacht trouwens dat Perreira en Glaxo het
bord pas rond middernacht willen raadplegen. Dat is het meest geschikte
tijdstip om in contact te komen met geesten. Daarna zal het te laat
zijn om jou nog hier op te halen. Je zult op zijn minst tot morgenavond
moeten wachten.”
“Nog een nacht alleen in het bos” zuchte ik. “Hopelijk komt Fifi mij
weer gezelschap houden.”
“Paula en ik zullen vanmiddag ook nog langskomen voor de gezelligheid”
zei Simon. “Dan kunnen we ook bespreken wat we het Ouija-bord zullen
laten antwoorden.”
“Daar heb ik nog een vraag over” zei ik. “Wat als de geesten niet mee
willen werken? Als ze niet aan meneer en mevrouw Koriander de opdracht
willen geven om mij in een hemelbed te laten slapen?”
“Paula en ik zullen zo hard tegen het schijfje aanduwen dat er de
juiste antwoorden op het bord verschijnen” lachte Simon.
“Dat is vals spelen!” zei ik. “Zijn jullie niet bang dat de geesten dan
boos worden.”
“Voor de geesten zijn we niet bang!” lachte Simon. “Maar wel voor
meneer en mevrouw Koriander. Daarom moeten we het bord een overtuigend
verhaal laten vertellen.”
Simon gaf mijn een volle bidon absint en stopte de lege in de houder op
zijn fiets.
“Tot vanmiddag” zei hij en hij fietste weg.
Die middag was het heel gezellig bij het tentje in het bos. Paula en
Simon kwamen op de fiets en ze hadden koekjes bij zich en limonade. De
zon scheen warm en daarom gingen we in de schaduw van een boom zitten.
“De groeten van Sandra” zei Paula. “Ze kijkt er naar uit om samen met
jou in een hemelbed te slapen. Als ons complot tenminste slaagt.”
“Doen meneer en mevrouw Koriander mee met het Ouija-bord?” vroeg ik
nieuwgierig. “Ja ”zei Simon. “Eerst waren ze erg wantrouwend
en sceptisch toen Glaxo en Perreira erover begonnen. Maar een uur later
draaiden ze helemaal bij. Kennelijk hebben ze er alles voor over om de
schat te vinden. Nou ja. Niet alles. Ze willen enkel toeschouwer zijn.
Ze willen niet meehelpen de letters aan te wijzen ”
“We moeten om te beginnen een geest verzinnen waarmee we via het
Ouija-bord in contact komen” zei Paula.
“De tarot-spoken waren echt” zei ik. “Die hoef je niet te verzinnen.
Maar dat waren er drie.”
“Met de geest uit het oude casino erbij zijn het er nu vier” zei Simon.
“Het is wel geloofwaardig dat die spoken zouden weten waar de schat
verstopt is in de gangen onder het kasteel” zei Paula.
“Dan moeten we één van die spoken kiezen” zei Simon.
“Waarom roepen we ze niet alle vier tegelijk op?” zei Paula.
“Dat is een goed idee!” lachte Simon. “Dan kunnen we ze ruzie met
elkaar laten krijgen en door elkaar laten praten.”
“Dan laten we iedere seance eindigen in een vechtpartij tussen de
geesten!” lachte Paula.
“Dan kunnen we avond na avond doorgaan met de grap!” schaterde Simon.
“Zonder dat de geesten ooit iets prijsgeven over de schat!” hinnikte
Paula.
“Ik denk niet dat de tarot-spoken mee willen werken” zei ik serieus.
“Die willen niet gestoord worden in hun kaartspel.”
“Dat hoeft ook niet” zei Simon terwijl hij de tranen van het lachen
afdroogde. “De echte geesten laten we met rust. Daar heeft het
Ouija-bord geen enkele invloed op.”
“Weet je dat zeker” vroeg ik bezorgd.
“We gebruiken gewoon andere namen bij het oproepen” zei Paula. “Dan
hoeven ze er niet naar te luisteren. Ken jij hun echte namen?”
Ik noemde de drie namen van de spoken waarmee ik tarot had moeten
spelen. Voor de zekerheid schrijf ik die hier niet op om te voorkomen
dat mensen gaan proberen hun geesten op te roepen met een Ouija-bord.
“De naam van het casino-spook weet ik niet” zei ik.
“Dat geeft niet” zei Simon. “Als we vier namen verzinnen dan is de kans
wel erg klein dat toevallig de naam van dat spook erbij zit.”
“Wat vinden jullie van Athos en Porthos en Aramis en d‘Artagnan?” zei
Paula.
“Die namen komen me vaag bekend voor” zei Simon.
“Ik heb ze ergens lang geleden gelezen in een boek maar ik weet niet meer
welk” zei Paula.
“Het was toch geen spookverhaal?” vroeg ik angstig.”Dadelijk roep je
toch nog echte geesten op.”
“Het was in ieder geval geen spookverhaal” lachte Paula.
“Wat mij betreft zijn het prima namen” zei Simon. “Volgens mij kunnen
we de rest nu improviseren. Dat werkt altijd het beste.”
“Maar hoe brengen jullie dan mijn hemelbed ter sprake?” vroeg ik.
“Mmm” zei Simon. “Laat eens denken. We laten de geesten naar jou
informeren. Of het goed met jou gaat. Of je al uitgerust bent van het
tarot spelen. Of jij wel een goed bed hebt. Of zoiets.”
“Laat dat maar aan ons over” zei Paula lachend. “Ik ben het met Simon
eens. We kunnen het beste improviseren. Anders komt het ingestudeerd en
onecht over.”
Hierna namen ze afscheid en fietsten ze weg. Simon had geen kans gehad
om de bidons weer om te wisselen of hij was het vergeten. ‘s Avonds was
mijn absint op en Fifi kwam ook niet opdagen. In de schemering kroop ik
weer eenzaam in het tentje omringd door enge geluiden. Ik dacht aan een
hemelbed en aan Sandra. Ik viel snel in slaap.
Ik droomde dat ik over de
terassen van het kasteel liep met een loodzware gieter in iedere hand.
Er stond een groot hemelbed buiten. Ik deed het gordijn van het
hemelbed open. Het was helemaal vol bloeiende geraniums en petunia’s.
Achter mij stonden meneer en mevrouw Koriander die riepen dat ik de
planten water moest geven. Daarna lachten ze mij heel hard uit. Ik werd
wakker en hoorde een auto toeteren. Ik kroop het tentje uit. Jasper
stapte uit zijn dafje.
“Ik kom jou ophalen ” zei hij. “In opdracht
van meneer en mevrouw Koriander. Help mij mee de tent afbreken en de
kampeerspullen in de tassen te stoppen. Dan kunnen we die teruggevan
aan Simon.”
“Moet ik weer tuinman worden?” vroeg ik bezorgd terwijl ik aan mijn droom dacht.
“Volgens
mij ben je nodig om naar een schat te zoeken of zoiets” antwoordde
Jasper. “Ze vinden jou plotseling heel belangrijk. Sandra moet van
mevrouw Koriander voor jou een kamer op de eerste etage in orde maken.
De rest moet je zelf maar aan meneer en mevrouw Koriander vragen.”
Het
complot was geslaagd! Op de eerste etage hadden alle slaapkamers een
hemelbed. IJverig hielp ik Jasper mee het tentje af te breken. We
raakten verstrikt in de scheerlijnen en het was onmogelijk om het
tentje weer in het foedraal te stoppen. Na vijf pogingen legde Jasper
het tentje op een hoop op de achterbank en hij gooide alle andere
kampeerspullen en mijn bagage erboven op. Ik stapte naast hem in en we
reden terug naar het kasteel. Onderweg verheugde ik mij op mijn
hemelbed. Als Sandra de kamer al klaar had dan kon ik na de lunch
alvast een middagdutje erin doen.
Bij de ingang van het kasteel
werden we verwelkomd door meneer en mevrouw Koriander. Zij waren
allebei erg vrolijk. Dat vond ik verdacht. Mevrouw Koriander was anders
nooit vrolijk en meneer Koriander alleen als hij iemand uit kon lachen.
We kregen van hun geen tijd om de spullen uit het dafje te halen. We
moesten direct meekomen naar de bibliotheek. Onderweg in de gangen van
het kasteel hoorde ik meneer en mevrouw Koriander tegen elkaar
giechelen. In de leeszaal stonden de spokenjagers Glaxo en Perreira.
Simon en Paula waren er ook. En Sandra. In het midden stond een tafel
met vier stoelen erom heen. Op de tafel lag een bord met het alfabet
erop geschilderd.
Mevrouw Koriander wees Glaxo en Perreira aan en zei gebiedend “Ga aan de tafel zitten”.
Meneer en mevrouw Koriander gingen op de andere twee stoelen zitten.
“Jij
noteert de antwoorden van de geesten” zei mevrouw Koriander tegen
Jasper en ze gaf hem een notitieblokje en een pen uit haar handtas.
“Is het niet te vroeg om contact te leggen?” vroeg Glaxo voorzichtig.
“Onzin!” zei mevrouw Koriander en ze stampte met de hak van haar rechterschoen op de vloer.
“Leg nu maar twee vingers op het schijfje net als ik” zei meneer Koriander.
“Ik
stel dit keer de vragen en ik begin met het oproepen van de geesten”
zei mevrouw Koriander streng en ook zij legde haar wijs- en
middelvinger op het schijfje. Glaxo en Perreira volgden gedwee hun
voorbeeld.
“Athos!” riep ze en het schijfje bewoog nauwelijks en wees geen letter aan.
“Porthos!” riep mevrouw Koriander met een schrille stem. Geen reactie
“Aramis!” Weer geen reactie van het schijfje.
“d‘Artagnan!” riep mevrouw Koriander. Nu begon het schijfje snel van letter naar letter te bewegen.
“Eén
voor allen en allen voor één” antwoordden de geesten in koor. “De vier
musketiers zijn hier verenigd en zijn bereid al uw vragen te
beantwoorden.”
“Zijn er oplichters in de zaal?” vroeg mevrouw Koriander. Het schijfje flitste weer van letter naar letter.
“Paula en Simon” was het antwoord van de vier musketiers.
“Zijn er nog meer bedriegers?” vroeg mevrouw Koriander.
“Glaxo
en Perreira” was het antwoord dat zich op het Ouija-bord vormde. De
twee spokenjagers lieten verschrikt het schijfje los en stonden op van
de tafel. Meneer Koriander barstte in lachen uit. Het klonk heel gemeen.
“We kunnen deze komedie nu wel stoppen” zei mevrouw Koriander.
“Hoe heeft u ons zo snel kunnen ontmaskeren?” vroeg Simon.
“Jullie hadden betere namen moeten verzinnen voor de geesten” zei mevrouw Koriander.
“De vier musketiers!” lachte meneer Koriander. “Wat een onzin!”
“Ik vond het mooie namen” giechelde Paula. “En ik was helemaal vergeten waar ik die namen van kende.”
“En
dan de flauwekul dat de geesten zouden willen dat die nietsnut
Naaktgeboren in een gastenkamer moet slapen” zei mevrouw Koriander.
“Wij hebben hier niets mee te maken” zei Perreira die samen met Glaxo er schaapachtig bijstond.
“Nee”
zei mevrouw Koriander scherp. “Maar jullie namen de seance vannacht wel
serieus. Daarmee bewezen jullie dat jullie helemaal geen experts zijn.
Volgens mij is er van jullie boeken niets waar en hebben jullie alles
verzonnen en hebben jullie nog nooit een schat gevonden.”
“Dat kunt u niet bewijzen” zei Glaxon uitdagend.
“En wat maakt het u trouwen uit of we onze boeken verzinnen” zei Perreira. “Als u er maar geld aan verdient met uw uitgeverij.”
“Of
jullie je boeken verzinnen of niet maakt wel veel uit” zei mevrouw
Koriander. “Nu duurt het twee of soms drie jaar voordat jullie
een nieuw boek af hebben. Zogenaamd omdat jullie alles echt beleven en
in het echt op spokenjacht moeten gaan. Als jullie de boeken verzinnen
dan kunnen jullie makkelijk twee boeken per jaar schrijven. Dan
verdient onze uitgeverij meer aan jullie.”
“Twee boeken per jaar dat lukt ons nooit” zei Glaxo.
“Dan verdienen jullie zelf ook meer” zei meneer Koriander triomfantelijk.
“Ik
heb hier een nieuw contract voor jullie” zei mevrouw Koriander en ze
haalde een opgevouwen papier uit haar handtas. Perreira nam het aan en
vouwde het open. Glaxo keek mee en mompelde tevreden.
“Akkoord” zei Perreira.
“Akkoord” zei Glaxo.
“Mooi” zei mevrouw Koriander. “Voortaan dus twee boeken per jaar.”
“Moeten we nu nog verder naar de schat zoeken?” vroeg Glaxo.
“Natuurlijk niet” zei mevrouw Koriander.
“Wij geloven niet in spoken en schatten” zei meneer Koriander.
“Die
zogenaamde schat was een valstrik om jullie naar dit kasteel te lokken”
zei mevrouw Koriander. “Daar konden jullie geen nee tegen zeggen anders
waren jullie meteen al door de mand gevallen.”
“Het ging dus alleen maar om het nieuwe contract en dat we sneller nieuwe boeken moeten schrijven” zei Glaxo.
“Inderdaad”
zei meneer Koriander. “Maar zonder de onbedoelde hulp van Paula en
Simon hadden we jullie nooit zo snel kunnen ontmaskeren.”
“Wat
gemeen!” riep ik verontwaardigd. “Dus daarom hebben jullie laxeermiddel
gedaan in de wijn van Oude Jean. Voor een schat waar jullie zelf niet
in geloofden.”
“Naaktgeboren!” riep mevrouw Koriander. “Je hebt hier
niets meer te zoeken. Verdwijn zo snel mogelijk uit dit kasteel!” Ze
stampte met haar rechterhak op de vloer.
“Ronald heeft gelijk” zei Paula. “Dat laxeermiddel was gemeen. Oude Jean is nog steeds ziek.”
“Zijn
er nog meer mensen die er zo over denken?” vroeg mevrouw Koriander
terwijl ze nog harder op de grond stampte. Simon stak zijn hand op en
Sandra ook.
“Jullie kunnen allemaal vertrekken!” schreeuwde mevrouw Koriander.
“Na betaling van de pensionkosten” voegde meneer Koriander er aan toe.
“Als u eerst het achterstallige loon aan Ronald en Sandra betaalt.” zei Simon.
“Over een uur moeten jullie hier weg zijn!” riep mevrouw Koriander woedend.
Een
uur later zaten Sandra en ik op de achterbank van de auto van Paula en
Simon en waren we op weg terug naar Nederland. Jasper bleef in het
kasteel als chauffeur en klusjesman en tuinman. Hij deed dat voor zijn
dafje. Dat zei hij toen hij ons uitzwaaide. Volgens hem kon hij nergens
zo’n mooie garage voor zijn dafje vinden. Dat is dus de vooruitgang die
Jasper zo belangrijk vindt. Een oud autootje is voor hem belangrijker
dan zijn vrienden.
Sandra en ik hebben nooit geld gekregen van
meneer en mevrouw Koriander voor ons werk op het kasteel. Daarom hebben
Paula en Simon ook nooit de pensionkosten betaald. Dat geld hebben ze
aan Sandra en mij gegeven. Paula en Simon zijn aardige lui. Echte
kunstenaars. Sandra en ik wonen nu op de zolder boven het nieuwe
atelier van Paula en Simon. Dat is heel ontspannen. Behalve als Paula
en Simon met dingen naar elkaar gooien. Dan verstoppen Sandra en ik ons
in ons hemelbed en doen de gordijnen dicht. Dat hemelbed dat heeft
Gustave voor ons getimmerd toen hij even geen zin had om beeld te
houwen. Gustave is een toffe peer. Een puike gozer. Een echte
kunstenaar.
www.jogledor.nl
© 2019 Jogledor, P.D. de Jong 'Ariesz.'; alle rechten voorbehouden, all
rights reserved